Doneer
Murat Kotan

Interview Murat Kotan: “Voor mij is gelijkheid de essentie van economie”

Als progressieve denker had Murat Kotan het niet bepaald makkelijk, tijdens zijn studie economie. Toch promoveerde hij afgelopen maand met een proefschrift waarin hij het belang aantoont van een mensgerichte kijk op economie en het evalueren van beleid. "Nog nooit heeft de economie als instituut zo los gestaan van de rest van de maatschappij."

“Afgelopen weekend, wetende dat ik dit interview zou geven, moest ik ineens denken aan een vakantie in Costa Rica, tijdens mijn studententijd. Ik en mijn reisgenoot zaten aan tafel met een stel mensen, afkomstig uit alle hoeken van de wereld, waaronder twee Amerikanen. Iedereen was heel relaxed, behalve de Amerikanen. Zij hadden maar tien vakantiedagen per jaar en verkeerden in een staat van stress, om maar zoveel mogelijk van het land te zien. Ook vertelde het meisje over haar rug– en nekklachten, hoe ze continu pijn had maar toch gewoon door moest blijven werken. Voor mij was dit mind blowing: hier zaten twee inwoners van het rijkste land ter wereld, maar met een levenswijze en welzijn uit een derdewereldland.

mensgerichte economie
Murat Kotan

Dat gebrek aan respect voor ons mens zijn, voor het gegeven dat wij voelende en denkende wezens zijn, heeft mij al sinds het begin van mijn studie economie verbaasd. Aanvankelijk was economie niet mijn studiekeuze. Filosofie, of sociologie leek veel logischer. Maar al op de middelbare school werd ik door mijn leraar “Econoom Kotan” genoemd omdat ik er goed in was. Daarnaast las ik vanaf mijn 16e veel progressieve literatuur en ik had al snel door dat veel maatschappelijke problemen op een of andere manier gerelateerd zijn aan de economie. ‘Als ik iets wil bijdragen aan een betere wereld, dan moet ik dus economie gaan studeren’, was mijn redenering.

Vrije markt, vrije mens

Zwaar was het wel, omdat economie zo’n rechtse wetenschap is. Ik heb er dan ook lang over gedaan. En al bij mijn eerste college verbaasde ik me over hoe bepaalde dingen werden gepresenteerd als objectieve vaststaande feiten. Bijvoorbeeld het idee dat wanneer mensen vrijwillig met elkaar een transactie aangaan, het niet anders kan dan dat ze er beide op vooruit gaan en dat alle transacties dus rustig kunnen overlaten aan de vrije markt. Een hele wetenschap is gebaseerd op deze aanname!

Mogen we je heel even afleiden?

Boeddhisme hoort niet achter een betaalmuur, vinden wij. Maar we hebben wel steun nodig van onze donateurs om onze artikelen te maken. Wil jij hieraan bijdragen? Overweeg dan om donateur te worden of eenmalig te doneren.

Ja, ik wil doneren!
Ik ben al donateur/lees liever verder

Maar vrijwilligheid is een begrip dat je niet alleen kunt definiëren in termen van ‘ik heb het recht om iets wel of niet te doen’. Met dat gegeven alleen kun je niet bepalen of een transactie werkelijk vrijwillig is. Daarachter schuilt een wereld van gevoelens en omstandigheden. Hoe vrijwillig ben je immers, wanneer je jezelf op de arbeidsmarkt begeeft, omdat je hier voor je voortbestaan afhankelijk van bent? Dat gegeven schept per definitie een ongelijkwaardigheid tussen werkgever en werknemer.

In mijn studententijd had ik verschillende bijbanen waar ik zag wat afhankelijkheid van arbeid kan doen met de positie van mensen in een bedrijf. Zo werkte ik een tijdje bij Schiphol, waar ik een manager op denigrerende toon een stel werknemers, volwassen mensen van een jaar of 50, zag aanspreken over iets heel futiels. En ze lieten het gebeuren, uit angst, want hun inkomen hing ervan af.

De mens als handelswaar

De basisvraag die ik stel is heel simpel: wat is arbeid? Mijn simpele antwoord daarop: arbeid is de mens zelf

Tweet
Over ongelijkheid wordt in de economie eigenlijk weinig gezegd. Het is voor economen geen issue. Maar voor mij raakt ongelijkheid juist de essentie van de economie. Daarom wilde ik in mijn onderzoek “Human Freedom and Market Freedom” terug naar de basis, en de vragen stellen die bijna geen enkele econoom meer stelt. En omdat ik werkzaam was bij de vakbond, besloot ik om mij te richten op arbeidsmarktbeleid, om een nieuw kader te ontwikkelen van waaruit we op een andere manier naar werk kunnen kijken.

De basisvraag die ik stel is heel simpel: wat is arbeid? Mijn simpele antwoord daarop: arbeid is de mens zelf. En hoe totaal vanzelfsprekend dat ook mag klinken, binnen de heersende economische opvattingen is dat het niet. Binnen onze huidige economie kijken wij naar arbeid als handelswaar. Anders gezegd: iets wat een prijs heeft, dat van hand wisselt en waarover eigendomsrechten worden overgedragen. Door arbeid zo te benaderen, en in die mate dat arbeidsverhoudingen aan de markt worden overgelaten, komen heel veel menselijke aspecten onder druk te staan.

Gezondheid maakt dat heel duidelijk, kijk alleen al naar de hoeveelheid werk-gerelateerde burn-outs. Wanneer je werkt, dan merk je: er is geen verschil tussen mijzelf en het werk dat ik verricht, tussen werktijd en tijd die ik thuis, met familie of vrienden doorbreng: het is allemaal mijn leven en het is fictie om dat van elkaar te scheiden.

Vrij zijn om te doen wat je kan en wilt

Wanneer je arbeid overlaat aan de markt, dan laat je het feitelijk over aan wetteloosheid. De markt heeft geen oog voor de wereld van gevoelens en omstandigheden die er schuilen achter een persoon die zijn diensten aanbiedt op de markt. De markt kijkt niet naar de gradaties van vrijwilligheid.

Ik wilde daarom onderzoeken wanneer iemand werkelijk vrij is in de keuzes die hij maakt als het gaat over werk. En hoe dat als uitgangspunt kan worden genomen bij het bepalen van goed ontworpen arbeidsmarktbeleid. Enerzijds gaat dat over wat de econoom Amartya Sen de ‘capability approach’ noemt. Een benadering die gaat over de vrijheid om daadwerkelijk te doen en te zijn wat je wilt doen en zijn, en het werkelijke vermogen om het soort leven te leiden dat je van waarde acht.

Mijn onderzoek toont uiteindelijk aan dat slecht gereguleerde arbeidsmarkten te weinig ruimte bieden aan deze vormen van vrijheid en juist volledig ruimte geven om mensen als handelswaar te behandelen. Goed ontworpen arbeidsmarktbeleid in combinatie met sociale wetten en regels die individuen beschermen tegen de goederenstatus van hun arbeid, zijn noodzakelijk als een samenleving intrinsieke waarde wil hechten aan personen.

Politiek en spiritualiteit

Economie is zo’n essentieel deel van ons leven. Wanneer je dat overlaat aan de markt en aan economen, gaat het mis.

Tweet
Economie is zo’n essentieel deel van ons leven. Wanneer je dat overlaat aan de markt en aan economen, gaat het mis. Nog nooit heeft de economie als instituut zo los gestaan van de rest van de maatschappij. Met mijn onderzoek hoop ik bij te dragen aan een meer integrale manier van politiek en economie bedrijven. Dat betekent meer verbinding tussen de verschillende disciplines. De economie is niet alleen een economisch probleem, maar net zo goed een sociologisch, politiek, spiritueel en ethische kwestie. Het moet vanuit deze invalshoeken tegelijkertijd benaderd worden. In deze tijd hebben we niet meer de luxe om ons te concentreren op één gebied. We moeten echt bij elkaar gaan zitten en het politieke met het spirituele laten samengaan.

Mij gaat het om schoonheid. Ik geloof dat het mogelijk is om schoonheid te hebben in je leven, een leven te leiden dat ook ethisch is. We hebben maar één leven, en mede door mijn ervaring met meditatie weet ik dat het mogelijk is om dat vanuit innerlijke rust te leven en in onderling fatsoen.

Dit gevoel droeg ik altijd al met me mee, maar is versterkt sinds ik (en met mij dit proefschrift) er in 2016 bijna niet meer was geweest. Ik kreeg een zware hersenbloeding, maar ben daar ook van hersteld. Sindsdien loop ik regelmatig met grote verwondering over straat, en kijk ik met verbazing naar de wereld en besef ik hoe ongelooflijk het is: dat we bestaan, dat we leven.

Diversiteit als medicijn tegen monomanie

Al vanaf jonge leeftijd heb ik last gehad van depressie, waardoor ik op zeker moment bij een studentenpsycholoog terecht kwam. Zij raadde me twee boeken aan: Spiritueel materialisme, van Trungpa en Rusten in zijn, van Hans Knibbe. Toen ik begreep hoe boeddhisme gaat over lijden en de weg naar de opheffing van dat lijden, had Boedha meteen een plaats in mijn hart.

Ook luister ik al mijn hele leven naar toespraken van Krishnamurti. Die laatste praat vaak over de toestand van de wereld en hoe gewelddadig die is. Nu ik ouder ben begrijp ik nog veel beter waar hij het over had; zelfs in hoe ik nu praat zit namelijk iets gewelddadigs. Maar zijn oplossing is niet politiek. Hij betoogt voor een innerlijke revolutie.

En daar heb ik mijn twijfels over. Ik denk dat de oplossing van beide moet komen. Noch politiek alleen, zonder dat we een innerlijk verandering, een andere manier van zijn, doormaken, noch een zuiver individuele focus op het eigen spirituele heil, zal ons heel erg ver brengen.

Ook het boeddhisme, of het fenomeen meditatie alleen zijn niet het antwoord op de wereldproblematiek. Er zijn vele antwoorden. En de kunst is om van alles het beste te nemen. Een ander groot goed, naast dat van gelijkheid, is denk ik diversiteit. Als iemand die is opgegroeid binnen twee culturen heb ik aan den lijve ervaren hoe waardevol het is om meerdere perspectieven in te nemen. Zo leerde ik vanuit de Turkse cultuur het belang van familie en buren. En van de Nederlandse cultuur heb ik het belang van de individu geleerd. Die twee perspectieven hebben ervoor gezorgd dat ik niet ben doorgeschoten in één ding. Veel maatschappelijke problemen komen voort uit een monomane manier van denken. Het gevaar schuilt in de overtuiging dat er maar één juiste manier is om te zijn.

Geen groot exotisch verhaal

Gelukkig is de economie als wetenschap in beweging en ben ik niet de enige die tegen de stroom ingaat en een andere manier van denken voorstaat. Verschillende stromingen in de politieke economie kijken uiterst kritisch naar de huidige stand van de economie. Ecologische economie herinnert eraan dat we op een eindig planeet leven, en zoekt manieren om het welzijn van mens, dier en natuur daarbinnen te kunnen waarborgen. Ook bestaat er bijvoorbeeld zoiets als een feministische economie, met veel meer aandacht voor ongelijkheid en een mensbeeld dat op zorg voor elkaar is gebaseerd, in plaats van alleen het calculerende egocentrische individu van de gangbare economie.

Maar als je mij vraagt wat er op het gebied van economisch beleid moet gebeuren dan zeg ik: laten we niet opnieuw één nieuw, exotisch groot verhaal uitvinden. Er moet ruimte zijn om te experimenteren, en een maatschappelijk draagvlak om daar risico’s in te nemen. Terwijl we wat goed is in bestaand beleid kunnen behouden.

Een van mooiste dingen die ik heb gezien over arbeid was in een documentaire over een sigarenfabriek in Cuba. Terwijl de arbeiders de sigaren aan het draaien waren, was een van de door hen aangewezen collega uit een roman aan het voorlezen. Toen de bel ging, en het werk voorbij was, stopte de man met lezen, onder luid protest van de arbeiders omdat het hoofdstuk nog niet uit was. Waarop de man weer verder las, en de andere arbeiders ook weer verder gingen met werken, terwijl de bel al was gegaan.

Daarin schuilt zoiets moois. Daar gebeurt iets, wat ik niet kan benoemen. Een gevoel van samenzijn en een gevoel voor schoonheid en literatuur. Dat werk meer kan zijn dan iets wat ‘van je eigenlijke leven afgaat.’ Als we dat ‘iets’ kunnen veralgemeniseren en beleid kunnen voeren wat dat faciliteert, dan zijn we al heel wat stappen verder.”

Titelbeeld: Randy Fath


Meer lezen? Lees hier het proefschrift van Murat Kotan