Doneer
tibetan-flag

Zeventien en bereid om te sterven

Mysterieus glimlachend en vastberaden kijkt de 17-jarige non Sangay Dolma in de camera. Zorgvuldig heeft ze alle voorbereidingen getroffen. Ze is bereid haar leven te geven voor haar ideaal: een vrij Tibet en terugkeer van de Dalai Lama. Sangay is één van de 99, vaak nog jonge Tibetanen, die zichzelf in brand hebben gestoken. Wat beweegt hen tot deze controversiële daad? Door: Lydia Stilma.


Wat ging er door haar heen die ochtend op 25 november toen ze wakker werd, de kam door haar lange zwarte haar haalde en in de spiegel keek? Heeft ze één moment getwijfeld op weg naar het Chinese overheidsgebouw, waar ze stil ging staan en de fles met benzine en lucifers tevoorschijn haalde? 

Sangay had alles tot in de puntjes voorbereid in de geborgenheid van haar slaapkamer. Een bundeltje met papieren lag klaar om gevonden te worden na haar dood: Een zelf geschreven gedicht, een afscheidsbrief en een portretfoto. Op haar hand is te lezen: Tibet is een onafhankelijke natie’

Opgegroeid in een door China geregeerd Tibet kent zij de Dalai Lama en het oude Tibet alleen uit de verhalen van hun voorouders. Toch is de roep om de terukeer van de Dalai Lama en een vrij Tibet nog springlevend, zo blijkt uit haar gedicht ‘Terugkeer van de Dalai Lama’ en haar afscheidsbrief.

Als politiek protest tegen de Chinese overheersing vonden het laatste jaar 88 zelfverbrandingen plaats. In november, de maand waarop Sangay overleed, piekte het aantal naar 28 zelfverbrandingen, waaronder veel jongeren van 17 en 18 jaar. In dezelfde maand werd het 18e Nationaal Congres van de Chinese Communistische Partij gehouden en op de vooravond hiervan staken vijf Tibetanen zichzelf in brand. 

Anti-Dalai Lama
Kloostersteden Rebkong in Qinghai, Labrang in Gansu en Ngaba in Sichuan tellen het hoogste aantal zelfverbrandingen van Tibet. Deze kloosters nemen een belangrijke historische plek in binnen het Tibetaans Boeddhisme en worden gezien als dragers van de Tibetaanse cultuur. Bekend om hun verzet tegen de Chinese regering zijn het Kirti-klooster in Ngaba en het Labrang klooster in Gansu. Bij de protesten in het voorjaar van 2008,  in aanloop naar de Olympische Spelen in Peking, zijn hier honderden monniken gearresteerd en in de gevangenis verdwenen. 

Sindsdien is het onrustig gebleven in de regio. Het gewelddadige optreden van de Chinese veiligheidstroepen tegen vreedzame monniken en nieuwe maatregelen om de Tibetaanse cultuur in te perken, stuitten op veel verzet. 

Vooral de intensieve anti-Dalai Lama campagne, waarbij monniken en nonnen hun geestelijke leider moeten afzweren en trouw moeten beloven aan de Communistische partij, zorgt voor veel weerstand. Portretten van de Dalai Lama zijn verboden, ook op  mobieltjes, en er vinden willekeurige arrestaties en controles plaats op straat. 

Werkloos
Wanneer je jong bent en Tibetaans heb je het moeilijk in China, vertelt Namkho Tschsang, een 32-jarige Tibetaan die opgegroeid is in Ngaba. Hij en zijn vrienden voelen zich derderangs burgers: “Bijna al mijn vrienden in Ngaba zijn werkloos of worden onderbetaald. Het probleem is dat je voor bijna alle banen erg goed Chinees moet spreken en Chinezen worden voorgetrokken.” 

Een alternatief voor een baan in loondienst is een winkeltje beginnen, maar daar heb je startkapitaal voor nodig. Han-Chinezen die naar Tibet verhuizen, worden vrijgesteld van het betalen van belasting en veroveren de arbeidsmarkt en het midden-en-klein-bedrijf. 

Nomaden
Oost-Tibet is van oudsher een nomadensamenleving; een wijze van leven die in rap tempo aan het verdwijnen is. Nu de nomaden nog maar een paar yaks (Tibetaanse runderen) mogen houden van de Chinese regering kunnen zij niet meer in hun levensonderhoud voorzien. 

Een inwoner van Labrang (Xiahe), die anoniem wil blijven, vertelt: “Nomaden kunnen voor een habbekrats een mooi warm huis kopen van de overheid, een hele vooruitgang op hun eigen schamele winterverblijf, maar zonder zicht op een baan is hun bestaan onzeker.” 

Met deze onzekere toekomst zoeken jonge nomaden, monniken en  nonnen hun heil in de Tibetaanse identiteit. “Een paar jaar terug liep iedereen in jeans, nu zie je overal weer Tibetaanse kleding.”

Helden
“Iedereen heeft veel sympathie en mededogen voor de mensen die zichzelf in brand steken,” zegt de inwoner uit Labrang. “Wij weten dat zij dit doen voor ons, voor de vrijheid van ons volk. Het gevoel van saamhorigheid en verbondenheid is enorm toegenomen.”  

Zelfverbranding wordt gezien als het ultieme geweldloze middel; een onbaatzuchtige zelfopoffering in de strijd voor vrijheid. Mensen die zichzelf verbrand hebben, worden gerespecteerd en vereerd als helden. Tibetanen komen van heinde en ver om te bidden, hun respect te betuigen en afscheid te nemen. 

Jonge Tibetanen zijn trots op hun identiteit en laten zien dat zij willen sterven voor de vrijheid van hun volk en land. Het repressieve Chinese beleid bewerkstelligt dus het tegenovergestelde van wat zij beoogt; geen eenwording met het Moederland (China) maar een ware opleving van het Tibetaans nationalisme en de roep om een vrij Tibet.


Lydia Stilma is oprichter van Aidylistic, een communicatie bureau voor de ideële sector.

Bronnen:
– Rapport International Campaign for Tibet: “Storm in the Grasslands, Self-immolations in Tibet and Chinese policy.’
– Tibetaanse nieuwssite: Phayul