Doneer
header-1

Dharma, dipsaus en dertig worden

‘Waar is het misgegaan?’ vragen Mandy en ik onszelf luidkeels af. Ik zit op de rode bank van mijn goede vriendin, waar we proberen te achterhalen wanneer we van wilde, woeste twintigers in ingedutte (bijna) dertigers zijn veranderd. De aanleiding voor onze klaagzang is een verhaal dat ik vertel over een wandeling in het bos met een andere vriendin, Joyce.

‘Zo, hoe ís het nu met je?’ had ze me veelbetekenend gevraagd. Mijn eerste, spontane reactie was een lofzang op mijn nieuwe stofzuiger. Joyce barstte in lachen uit terwijl ik nog tien seconde sputterde over de geweldige opzetstukjes van de stofzuiger, voordat het ook bij mij insloeg. Een stofzuiger. Als hoogtepunt van mijn leven. We stonden stil in het bos en bliezen wolkjes uit onze mond, terwijl ik me afvroeg hoe het zover had kunnen komen.

“Die avond whatsappte ik Joyce deze foto van de stofzuiger in een poging mijn eer te herstellen –want het ís echt een geweldige stofzuiger- en ze moest toegeven ‘that is one wild vacuumcleaner..”

Met gruwel en herkenning hoort Mandy mijn verhaal aan, terwijl we beduusd in de verte staren. De naturel chips dippen we in de herontdekte dipsauzen van onze jeugd. Mandy zelf heeft een nieuwe vaatwasser en oven waar ze niet over uitgepraat raakt. “Waar is het misgegaan?” proberen we te achterhalen, in Houten, op de Snoeksloot, onder het gekrakeel van haar twee parkieten die een aanzienlijk wilder leven leiden dan wij. 

“Mandy heeft twee parkieten waarvan ik vermoed dat ze de gelukkigste vogels ter aarde zijn. De blauwe masturbeert de hele dag door en de andere vind gewoon alles geweldig. Ik raad Mandy aan een YouTube kanaal te beginnen waar je de vogels vierentwintig uur per dag ziet; dat zou een hoop mensen opvrolijken.”


Is het misgegaan na die mislukte liefde? Na die nieuwe baan? Die overleden vriendin? Of is onze saaiheid er ingeslopen, als een langzaam optrekkende mist? Wanneer hebben we onze korte dagen en lange nachten ingeruild voor lange werkdagen en uitgeputte weekenden? Wanneer zijn onze strakke gezichtjes onderhevig geworden aan de zwaartekracht? Sinds wanneer zijn onze plannen voor roadtrips, wereldreizen, carrières als DJ, exotische affaires en een eigen reality tv-show ingeruild voor opwinding over nieuwe stofzuigers en de herontdekking van Remia’s ‘carnival’ dipsaus?

“Later die week poste Mandy deze foto op mijn Facebook wall als pièce de résistance, een herinnering aan vroegah, met het bijschrift ‘Geert het wordt weer tijd niet?!’”


Saillant detail van onze ‘stress’ is dat we nooit het wilde leven leefden waar we nu melancholisch op terugkijken. Het is meer een onuitgevoerd plan, Project Wild en Onbezonnen Leven, waarvan de uitvoering steeds verder uit zicht raakt. Maar misschien is dat wel iets van alle tijden, of je nu vijfentwintig, dertig of zestig bent: the best has yet to come. Hoe dharmisch. Vanmorgen las ik met herkenning de eerste alinea van Mary Oliver’s gedicht Early Morning, My Birthday:

“The snail on the pink sheds of their bodies are moving
among the morning glories.
The spider is asleep among the red thumbs
of the raspberries.
What shall I do, what shall I do?”

Zelfs de kleinste wezens als de spin en slak lijken –in tegenstelling tot ikzelf en misschien wel de meeste mensen- zo onverward over hun rol in de wereld. Wat ga ík doen? Van de 1001 dingen die ik kan doen, van de honderd wegen waarvan ik er 99 onbewandeld moet laten, welke kies ik? Het idee dat ze deze zinnen heeft geschreven op de ochtend van haar verjaardag maakt het gedicht extra invoelbaar. Want ook ik ken dat bedrukkende gevoel dat je kunt hebben op je verjaardag. Vandaag moet het gebeuren. Vandaag moet bijzonder worden. Vandaag en het liefst alle dagen van mijn leven. Wat ga ik doen?

Een stofzuiger kopen, dus. Niet echt wat je op de meest poëtische momenten van je leven ervan voorstelde. Aan de andere kant staart Mary Oliver op haar verjaardag naar insecten en maakt daar kunst van. En dat is natuurlijk ook hoe het werkt. Nadat Mandy en ik lekker hebben zitten zaniken over hoe saai we zijn geworden, claimen we (geholpen door een fles prosecco, toegegeven) net als Mary Oliver de poëzie van ons burgerlijke leven. We claimen ons vermogen blij te zijn met alledaagse dingen. We claimen –en ik mag wel zeggen vieren- het inmiddels groeiend besef dat Groots & Meeslepend geen garantie is voor geluk –verre van zelfs. We claimen het feit dat we blij kunnen worden van dipsaus als vrucht van jarenlange dharma beoefening. Halleluja. 

“Later op de avond besluiten we alsnog om DJ te worden, maar dat ter zijde…”

 

 “You can notice that in this very moment time is passing, things are transforming, and this impossible fact is profound, beautiful, and joyful, even as you continue with your misery.”

Zegt dichter en zen-leraar Norman Fischer alsof hij op de bank bij ons op de Snoeksloot zit. Vooruit geduwd richting mijn jaren ’30 (Mandy zit er al lekker in) heffen we het glas op dit ‘onmogelijke feit’ dat we ouder worden en dingen veranderen. En daar hoort dipsaus bij.