Doneer
header_cameraklootzak

Cameraklootzak

Boeddhistisch fotograferen. Voor de een betekent dat: fris kijken zonder oordelen. Voor de ander komt het neer op helemaal niét fotograferen. Voor faalboeddhist Annemarie zit het ergens daar tussenin.

Deze column verscheen in het kader van de BOS-documentaire Monk with a camera.Een portret van Nicholas Vreeland.

Een maand had ik op retraite in Spirit Rock doorgebracht, en ik had prachtige mistige ochtenden in de heuvels meegemaakt, zónder dat ik mijn camera had mogen gebruiken. Na een half jaar reizen en foto’s maken, was dat, uh, interessant. Op de laatste dag mocht het weer. Ik trok mijn spiegelreflex uit het diepe hoekje onder mijn bed, en schoot heel mindful mijn eerste paar foto’s. En toen haperde het toestel…

Ik had er echt wel over nagedacht, voor ik wegging, mijn relatie met technologie. Ik verwachtte geconfronteerd te worden met een doorlopende honger naar wifi, een obsessie met stopcontacten (plus de juiste stekkers!) en vrees over of mijn telefoon het er wel zou doen. En een obsessieve relatie met mijn camera. Als je reist, had ik al eerder gemerkt, wordt je camera een ding. Het láátste wat je wilt is dat ‘ie gejat wordt of dat je ‘m verliest. Of, dus, dat ‘ie misschien wel op zou houden met werken…

Was dat wel zo gezond? Vroeg ik me nog zo mindful af, voordat ik vertrok. Kon ik niet beter zonder?

Fallische lens
Dat leek me ten eerste goed voor mezelf. In mijn dagelijks leven ben ik schrijvend journalist. Misschien was het een goed idee om dat werk niet te vervangen door een vrije tijd vol fotojournalistiek. Maar goed voor anderen leek het me ook wel. Een beetje effectief boeddhistisch beoefenen, vind ik, komt ongeveer neer op: wees geen klootzak. En laat zo’n ding je potentieel nou nét even wat meer een klootzak zijn dan zonder.

Cameraklootzakken vinden zichzelf en hun foto namelijk belangrijk genoeg om de grenzen van het betamelijke te overschrijden. Ze flitsen dieren of schilderijen die niet tegen flitslicht kunnen en duwen een fallische lens in het gezicht van alles en iedereen dat er lekker exotisch uitziet. Eigenlijk ‘nemen’ ze met hun foto’s ongevraagd stukjes leven van mensen. Dat gaat nogal in tegen een van de precepts die je kunt vertalen als ‘neem niet wat je niet gegeven wordt‘.

Heb ik daarom moeite met straatfotografie? Jazeker. Maar had ik niet precies een camera gekocht voor zulk soort straatfotografie? Nou… eh…

Zelfloos fotograferen
Ben je dan altijd een klootzak als je iets fotografeert tegen de wil van iemand in? Stel nou dat ik de camera ter hand neem voor journalistieke doeleinden en dingen laat zien die anders verborgen bleven. Daar zijn per definitie mensen niet blij mee, maar de wereld wordt er wel beter van.

En dan is er nog iets dat ik jaren terug leerde: er is nogal een verschil tussen het soort mensen dat doorgaans geportretteerd wordt, en het soort mensen dat het publiek is van die beelden. Als je kijkt, heb je nogal wat macht. Afhankelijk van het publiek worden namelijk sommige verhalen wel en sommige niet verteld. Het verschil tussen kijkers en bekekenen weerspiegelt en versterkt de machtsverdeling in de maatschappij. Als je als bekeken partij — vrouw, queer, etnische minderheid of onderbelichte beroepsgroep — de rollen omdraait en zelf de camera ter hand neemt, kan dat hele andere beelden en verhalen opleveren. Goeie zaak, de democratisering van het camerabezit? Misschien wel…

Een andere vorm van geen-klootzak-fotogafie ontdekte ik ooit via Helen Vink. “Ik heb m’n camera altijd bij me,” vertelde ze tijdens een interview voor Boeddha Magazine. “Zo herinner ik mezelf er altijd aan dat mijn geest beschikbaar is.” Het interview ging over ‘miksang‘, een vorm van contemplatieve fotografie op boeddhistische grondslag, die uitgaat van fris kijken zonder oordelen. Het gebruiken van je camera als een vorm van beoefening. Je maakt een foto niet vanwege de ‘ik’ die achter de camera zit. Het beeld is zichzelf, en je zet je ‘zelf’ opzij om dat te kunnen vangen. Dat had mijn denken over fotografie op z’n kop gezet. Gewoon kijken. That is all… Prachtig.

Was dát waarom ik van fotografie hield? Yes. Was dat waarom ik uiteindelijk dus wel een camera had gekocht voor ik ging reizen? Tja…

Don’t take pictures!
Ironie is er wel te vinden in mijn leven, dus, wat bleek: de dagen na de eerste haperingen van mijn camera in Spirit Rock, verbleef ik in een airbnb in San Francisco gerund door een man met als professionele hobby: fotografie. Hij hielp me nog snel met het kopen van een nieuwe spiegelreflex. Nou maar hopen dat ik er inderdaad geen klootzak mee zou zijn.

Met in mijn tas die nieuwe Canon, stond ik vier maanden later op een brug in Lilongwe, de hoofdstad van het straatarme Malawi, samen met een beetje clueloze, vriendelijke Brit, die op de eerste dag van een half jaar reizen was en graag een simkaart wilde halen. Malawi, het land dat zichzelf het ‘warme hart van Afrika’ noemt, was zijn eerste en mijn laatste bestemming, maar van dat warme hart merkten we op dat moment, op z’n zachtst gezegd, niet zo veel.

Lilongwe is a shithole,” had een cynische medereiziger me een week daarvoor nog gezegd.

Yep. Zo keken de Brit en ik vanaf de brug uit op een zee aan hutten, smeulende vuurtjes, afval en nog meer afval. Een aantal mensen was, zo leek het van een afstand, kleding aan het wassen in de half droogstaande rivier. Plots hoorden we wat rumoer. Er werd geschreeuwd, het leek erop dat er daar beneden mensen ruzie hadden. Het duurde even voor we door hadden met wie.

Wacht, nee toch, ze hebben ruzie… met óns!?

Huh?

Verbijsterd zagen we hoe een paar mannen vuistgrote stenen oppakten uit de rivier en die woedend in onze richting gooiden.

Een man die achter ons langs liep siste: “Don’t take pictures, don’t take pictures!”

Well that escalated quickly…

Geschrokken lieten we ons wegjagen. We keken met andere ogen om ons heen. We waren de enige blanken en werden door iedereen aangestaard en argwanend nagekeken.

Daar stond ik dan. Goeie intenties, who cares. Interesseert niemand. Elitaire shit. Of ik een cameraklootzak was of niet, daar had ik uiteindelijk zelf niks over te zeggen. Soms ben je het blijkbaar gewoon tóch, in de ogen van de ander. Ook met je camera gewoon nog in je tas.