De Chinese taal kent geen alfabet, wel karakters. Dit zijn een soort plaatjes. Wanneer je een Chinees woordenboek openslaat, val je soms achterover van de ellenlange opsommingen van mogelijke betekenissen die bij één karakter horen. Dat lijkt verwarrend, maar de samenstelling van deze karakters herbergt vaak juist nuttige informatie. Je kunt Chinese karakters dus zien als puzzeltjes die ons uitnodigen op ontdekkingstocht te gaan.
Woede is een van de drie vergiften binnen het boeddhisme, naast onwetendheid en hebzucht. De Boeddha waarschuwde voor het enorme destructieve potentieel dat woede herbergt. Het Chinese karakter voor woede spreek je ongeveer uit als het Nederlandse ‘nu’. Het betekent niet alleen woede, maar ook ‘je beledigd voelen, geëxciteerd zijn, toorn en verontwaardiging’.
Het karakter bestaat uit twee delen. Het stukje onderaan betekent ‘hart’. In de Chinese traditie staat het hart voor zowel onze emoties als ons intellect. Ook wordt het gebruikt als vertaling van het Sanskriet woord hrdaya. Dit betekent ook ‘hart’, en daarnaast ‘essentie, merg en de kern’ (van een persoon, van alle dingen). Dit vertelt ons dat de kern van onze woede in ons eigen hart besloten ligt, niet buiten ons. De verantwoordelijkheid voor het transformeren van onze woede ligt dus volledig bij ons zelf.
Het bovenste stukje betekent ‘slaaf’. Het karakter voor woede combineert dus ‘slaaf’ en ‘hart’, waarbij slaaf boven het hart staat. Dat wil zeggen dat we in eerste instantie zelf geen meester zijn over ons hart.
Waaraan zijn we dan verslaafd volgens de boeddhistische leer? Meester Zhiyi, de grondlegger van het Tiantai boeddhisme in China, schreef in de zesde eeuw het volgende:
“De meeste mensen handelen op basis van de vijf verlangens en worden aldus slaaf van de verlangens.”
De vijf verlangens zijn vorm, geluid, geur, smaak en tast van alles waar we contact mee maken in de wereld. We zijn dus verslaafd aan onze zintuigen, aan de input van die zintuigen en hoe we daarmee omgaan. Wat we leuk vinden, daar willen we meer van. Wat we niet leuk vinden, daar willen we van weg. We zijn verslaafd aan onze hartstochten en klampen ons daaraan vast. Zo creëren we zelf lijden in een vicieuze cirkel. We lopen rond als ‘dorstigen’ en hanteren woede als wapen in een strijd die we nooit kunnen winnen.
Het bovenste stukje (‘slaaf’) wordt ook gebruikt als vertaling voor het Sanskriet woord dasa. Dit betekent ‘demon, barbaar, woesteling’.
Woede heeft een enorme capaciteit tot vernietiging.
TweetHanshan – een Chinese boeddhistische kluizenaar die in de Tiantai bergen leefde in de negende eeuw – beschrijft dit mooi in de volgende versregels:
“Woede is als een vuur in ons hart
Het kan een heel woud van goede daden opbranden.”
Daarom hamerde de Boeddha er steeds weer op dat we onze woede moeten leren beteugelen. Hoe we dat kunnen doen, dat vertelt het Chinese karakter voor tolerantie ons.
Het Chinese karakter voor Tolerantie spreek je ongeveer uit als het Engelse ‘run’. Het betekent niet alleen ‘verdragen, tolereren en geduld’, maar ook ‘jezelf beteugelen’.
Het is ook de Chinese vertaling van het Sanskriet woord kshanti. Kshanti is een van de (vier, zes of tien – afhankelijk van de boeddhistische stroming-) paramita’s: de deugden van een bodhisattva. Tolerantie is een kwaliteit die rechtstreeks aan woede wordt gekoppeld. Het is de vaardigheid om alle mogelijke ontberingen – zowel fysiek als mentaal – geduldig en tolerant te doorstaan. Tolerantie is dus een oefenopdracht, een vaardigheid die we proberen te ontwikkelen. Belangrijk is dat het niet gaat om passiviteit: tolerantie vraagt inzet van ons. In Dhammapada vers 222 vergelijkt de Boeddha dit met een koetsier die actief de teugels bestiert:
“Zij die opkomende woede stoppen zoals een rollende koets, zijn echte koetsiers. Anderen houden slechts de teugels vast.”
Doorgaans kennen we slechts twee manieren om met onze woede om te gaan: we kunnen haar botvieren (‘Dan is het uit mijn systeem’) of we kunnen haar onderdrukken (‘Ik wil dit niet’). De Boeddha zegt daar resoluut nee op en propageert een middenweg. Waakzaam zijn, onze opkomende woede aanschouwen – niet negeren, analyseren of uiten – maar wel beteugelen, en omarmen zonder onszelf ermee te identificeren. Dan kunnen we diepgaand aanschouwen hoe onze woede ontstaan is door verschillende factoren, en dus ook tijdelijk is. Met andere woorden: we leren om ons niet vast te klampen aan onze woede, maar haar als een voorbijgaand proces te zien. Wanneer onze woede overgewaaid is, kunnen we weer helder zien en – indien nodig- juist handelen met juist onderscheid.
Dat dit ongemeen lastig is, hoeft geen betoog. Welke innerlijke houding dienen we aan te nemen om ons hierin te oefenen? Dat ontdekken we wanneer we het karakter voor tolerantie weer opdelen.
Tolerantie bestaat uit twee delen: Onderaan vinden we opnieuw ‘hart’. Het stukje bovenaan betekent ‘zwaard, dolk en doden.’ Het karakter voor Tolerantie combineert dus ‘zwaard’ en ‘hart’, waarbij zwaard boven het hart staat.
Het is een prachtig beeld dat op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden. Ik haal er de volgende dingen uit.
Er wordt een beeld geschetst van een aanval: iemand die ons aanvalt, of wij die zelf een aanval inzetten, naar een ander toe of naar onszelf. Denk bijvoorbeeld onze automatische neiging om meteen in de tegenaanval te gaan wanneer iemand boos op ons wordt. Of om zelf in de aanval te trekken als wij boos zijn op iemand anders. En als we onze woede onderdrukken of negeren vallen we onszelf aan.
Ik zie het ook als een uitnodiging om het heft in eigen handen te nemen. Dat we zelf onze verantwoordelijkheid opnemen voor de woede in ons hart. We hanteren het zwaard symbolisch om de wortels van woede in ons hart door te hakken.
Tot slot nodigt dit beeld uit tot een innerlijke houding van waakzaamheid. Net zoals een zwaardmeester ontspannen en alert klaarstaat om alles het hoofd te bieden wat er aankomt. Met betrekking tot woede zijn we waakzaam om ons eigen hart (en de ander) te beschermen tegen de noodlottige gevolgen van onze woede. We trachten alert te zijn, niet alleen tijdens onze meditatie, maar bovenal tijdens onze dagelijkse activiteiten. Of om het moderner te zeggen: blijf mindful.
Nu weten we welke innerlijke houding we aan dienen te nemen, maar hoe transformeren we onze woede nu? Hoe veranderen we het zwaard in een ploegschaar? Het Chinese karakter voor Mededogen geeft het geheim prijs.
Voor elk van de drie vergiften bestaat een tegengif in het boeddhisme. Het serum voor woede is mededogen. Het Chinese karakter voor mededogen spreek je ongeveer uit als ‘Tseu’. Ook dit kunnen we weer onderverdelen in twee stukjes.
Onderaan opnieuw hart, bovenaan ‘hier en nu, dit’. Meteen krijgen we een tip: door in het hier en nu ons hart te aanschouwen, door waakzaam te zijn, kunnen we onze woede leren beteugelen, er inzicht in krijgen en transformeren. In het nu leven is een populaire zinsnede geworden, maar we proberen wel te allen tijde aandachtig, oplettend en waakzaam te zijn, als poortwachters. We kunnen geen mededogen ontwikkelen wanneer we ons voortdurend vastklampen aan het verleden of de toekomst. De oefenweg bevindt zich hier en nu, voor onze neus, op elk moment.
Daarnaast wordt het karakter voor mededogen ook gebruikt als vertaling voor het Sanskriet ‘metta’. Het betekent ‘vriendelijkheid, medeleven, zachtheid, genade’. Het is een altruïstische zelfloze deugd die we ontwikkelen door mettameditatie te beoefenen. Het is een van de bekendste oefeningen die de Boeddha ons schonk om onze woede te beteugelen.
Tot slot betekent metta ook ‘moederlijke affectie’. Dit hint naar de kwaliteit van mededogen. Metta is de kunst om de onvoorwaardelijke liefde die we ervaren voor onze kinderen door te trekken naar alle wezens en ligt aan de basis van het bodhisattva ideaal binnen het Mahayana boeddhisme. Het is een van de grootste lessen die je kan leren wanneer je een gezin hebt.
Idealiter is een moeder (lees: elke ouder) mild, begripvol en kan ze het grotere plaatje zien. Ze bezit inzicht in het innerlijke leven van haar kinderen. Wanneer haar kind uitbarst in een driftbui, of haar zogenaamd het leven zuur maakt, kan een liefdevolle moeder daar voorbij kijken en juist handelen.
Je geest en emoties zijn als kleine kinderen. Behandel ze liefdevol, met begrip en zo nodig met onwrikbare strengheid.
TweetAls we deze drie karakters naast elkaar plaatsen, dan krijgen we een mooi lijstje. (Boeddhisten houden namelijk van lijstjes.) Merk op dat ‘hart’ steeds terugkeert, enkel het bovenste deel verandert.
Het belang van ons eigen hart staat voorop. Woede is nooit de schuld van iemand anders, woede is steeds van ons zelf; altijd. Er is maar één manier om onze woede te transformeren, en dat is in ons zelf. En daar zijn we zelf verantwoordelijk voor.
Het eerste karakter dat we ontdekten leerde ons wat woede is en hoe we daar slaaf van zijn. Tolerantie schonk ons de broodnodige innerlijke houding. En mededogen tenslotte leerde ons hoe we onze woede kunnen transformeren. Ze geven ons dus een mooi oefentraject: van slavernij naar eigen verantwoordelijkheid, via tolerantie en waakzaamheid naar mededogen.
Het volledige gedicht van Hanshan vat krachtig samen waar het om gaat:
“Woede is als vuur in de geest
het kan een woud van goede daden opbranden
Tolerantie houdt woede weg
wanneer je het pad van de bodhisattva bewandelt”
De omslagafbeelding is een uitsnede van: Heike Nokyo (Heike Family Votive Lotus Sutra), 1164, Japan Photo by Satokazu Yazawa, Courtesy of Itsukushima Shrine