Doneer
headerjehova

Jehova’s Getuigen

Bij Jehova’s getuigen kan het wel zo zijn dat jij klaar bent met hen, maar zij lijken nooit klaar met jou.’ Dat blijkt wel als er twee onbekende dames met kleurrijke boekjes voor Geertjes deur staan. Zijn ze bestand tegen haar liefdevolle vriendelijkheid?

‘Wat is het plan van God hier op aarde?’ Een kleine Indische vrouw van rond de veertig met rode lipstick en een blond lang tienermeisje in een rok staan voor de deur. Samen wijzen ze naar een blaadje, waarop die vraag, samen met een tiental plaatjes, te lezen is. ‘Denkt u daar wel eens over na?’, vraagt de vrouw me met een vriendelijke lach. ‘Nou,’ zeg ik, bewust van mijn enigszins mottige en nog ongewassen verschijning aan de voordeur, ‘ja, daar denk ik eigenlijk best vaak over na.’ Tja, ik kan het niet ontkennen; naast de ontwikkelingen in Game of Thrones, de vraag wat die groen met witte plastic boompjes al decennialang in de vitrines van de snackbar liggen te doen, de zin van het leven en mijn tuin, is God toch wel een van mijn favoriete denkonderwerpen. 

Familie karma
‘Bent u Jehova’s getuigen?’ vraag ik, voordat ik verder ga. Ja, knikken ze beide instemmend. Ik vertel ze dat ik boeddhist ben -iets wat ik tegenwoordig eigenlijk alleen nog maar zeg tegen Jehova’s getuigen omdat ik heb gemerkt dat het een positief effect heeft. En dat ik, alhoewel ik erg bezig ben met God, ik dat binnen de structuur van mijn eigen onderzoek doe. De oudere vrouw suggereert daarop dat de Bijbel toch wel een uniek document is waarin allerlei grote verschuivingen worden beschreven die nu plaatsvinden -wat ik volgens mij tot haar verbazing volledig beaam. Ik wissel de naam en inhoud van een van mijn favoriete boeken over de bijbel uit, The Bible as Literature. Op mijn beurt krijg ik van hen de link naar de originele website van de Jehova’s getuigen. Het is niet ongezellig.  

Ik heb dan ook familiekarma met Jehova’s getuigen. Door een waarschijnlijk soortgelijk onvermogen ze bruut de deur te wijzen, kreeg mijn vader het voor elkaar dat gedurende heel mijn jeugd een oud vrouwtje trouw de ‘Wachttoren‘ bij ons huis op de Nachtegaalstraat in Utrecht heeft afgegeven. Het schijnt dat ze haar zoon op haar sterfbed heeft laten beloven dat hij vooral bij die vriendelijke mijnheer Couwenbergh het blaadje moest blijven brengen. Daar kun je je natuurlijk niet tegen verzetten. En zo komt het dat ik regelmatig hun boekjes las. Vol kleurrijke afbeeldingen van een altijd ultiem politiek correcte mix van Chinese kindjes die bij donkere moeders op schoot zaten, of een kring tieners in alle kleuren van de regenboog. Kortom: een schouwspel waar de commissie gelijke rechten nog een puntje aan kan zuigen.

Karma opschonen
Waar ik minder van gecharmeerd bleek was de tekst in de blaadjes. Los van dat ik de argumentatie niet bijster overtuigend vond, motiveerde me ook het toekomstperspectief van de Jehova’s getuigen niet zo. Dat eindigt namelijk in de Apocalyps, die ik ooit in geuren en kleuren beschreven las, inclusief iets minder vrolijke afbeeldingen. Volgens mij ben ik toen afgehaakt. Bij dat, en toen ik een andere keer op het toilet van mijn studentenhuis een stukje over hun ideeën over homoseksualiteit las. 

Maar goed, bij Jehova’s getuigen kan het wel zo zijn dat jij klaar bent met hen, maar zij lijken nooit klaar met jou. En zo stond ik de afgelopen tien jaar regelmatig nette, vaak jonge, mensen te woord. Over het algemeen niet onaangenaam. En natuurlijk ook met de mix van -hoe blijf ik beleefd maar kom ik van je af- manier die de niet-Jehova’s getuige met de paplepel krijgt ingegoten. Zo charmant als nu was ik niet altijd. Ik heb nog steeds spijt van de keer dat ik via de intercom (wat eigenlijk dubbel laf is) loog dat mijn vriendin niet meer op dit adres woonde. Erg overtuigd van mijn leugen waren ze ook niet, want hun bezoek intensiveerde. Ik heb me daar altijd rot over gevoeld. Dit was mijn kans mijn karma op te schonen, ik voelde het. 

‘Ik weet dat uw gemeenschap veel kritiek krijgt over het rondgaan langs de deuren. Maar ik wil u laten weten dat ik alle moeite die u doet interpreteer als een liefdevol gebaar.’ Yep, ik gebruikte het L-woord. De rechte houding van mijn gesprekspartners lijkt ineens wat te smelten in een grote glimlach. Die was raak. En ik meen het. Ik heb respect voor de mensen die in naam van God uren van hun tijd bereidwillig zijn om -laten we eerlijk zijn- afgewezen te worden. Vanuit een oprecht verlangen een ander, in dit geval mij, te redden. In een voelbaar opgeluchte sfeer waarin ik vrijwel zeker ben dat ik niet alsnog overgehaald zal proberen te worden, grijp ik mijn kans om nog wat vragen te stellen. Zo weet ik inmiddels dat als je de uren bij elkaar wereldwijd optelt dat Jehova’s getuigen vrijwillig langs de deuren gaan, ze al twintigduizend jaar (jaar!) erin hebben gestoken. En dat hun tijdschrift de Wachttoren een oplage van bijna 45 miljoen (miljoen!) kent. En dat er per uur acht Jehova’s getuigen bijkomen. En dat dat vooral gebeurt in wat ze de ‘inlandse gebieden’ noemen: Afrika, Suriname en Curaçao.  Fascinerend, nietwaar? 

Misschien dat ik hier een wel erg romantische beeld van de motivatie van een gemiddelde Jehova’s getuige schets. Ik ken ook de verhalen over de brute uitsluiting en de dubieuze manier waarop kindermisbruik wordt veroordeeld binnen de gemeenschap. En na het surfen naar hun officiële website (want dat kan ik dan toch even niet laten) verschiet ik dan ook gelijk weer. “Het hoofd van iedere man is de Christus. De man (d.w.z. de echtgenoot) is op zijn beurt het hoofd van de vrouw.” Gezellig.

Maar toch. Aan het einde van de dag heb je toch twee echte mensen voor de deur staan die moeite doen en zich tot op zekere hoogte om mijn welzijn bekommeren. Dat kun je van mij niet zeggen, nadat ik mijn liefdevolle-vriendelijkheids beoefening ’s ochtends heb gedaan en het vervolgens weer vergeet. De twee bedanken me voor het ‘leuke gesprek’ en ik, voordat ik de deur dichttrek, wens hen alle goeds.