Doneer
Uitsprake Boeddha Brahmaan

Uitspraken van de Boeddha: Wat je zegt ben je zelf

Liefdevolle vriendelijkheid is mooi, maar hoe tolerant moet je zijn ten opzichte van mensen die zich intolerant gedragen? Hoe de Boeddha daarover denkt, wordt duidelijk wanneer hij een onverdraagzame brahmaan tegen het lijf loopt.

‘Wie geen sympathie heeft voor een levend wezen,
noem zo iemand een paria.’

Vasala Sutta

Hier krijgen we een Boeddha in topvorm te lezen. Hij is superkort: het gaat maar over één korte zin. Hij is superduidelijk: sympathie en liefde zijn hoofdwaarden op de weg van het ontwaken. En hij is superverwarrend: want hoe paradoxaal kan de boodschap zijn? Hou van iedereen of we gooien je eruit! In zekere zin is dat een paradox waar je met waarden als liefde en tolerantie altijd op uitkomt. Moet je de intolerantie van een ander altijd maar tolereren? Moet je de onvriendelijkheid van een ander altijd met vriendelijkheid bejegenen? Dit zijn complexe vragen, waarbij eenvoudige antwoorden zelden de praktische test doorstaan. Toch is dat niet per se waarover het in dit citaat gaat. Dat wordt duidelijker
als we de context erbij halen.

De Boeddha is op bedelronde en loopt de brahmaan Vasala tegen het lijf.

De brahmaan, die een lid is van de priesterkaste, de traditionele bewakers van de Indiase religieuze orde, is bezig met zijn rituele huisvuren. Hij ziet de Boeddha van ver aankomen. Vasala herkent de Boeddha niet. Voor hem ziet hij eruit als elke andere bedelmonnik, die een concurrerende bevrijdingsweg predikt, en de brahmaan heeft geen zin in de ontmoeting. Hij roept: ‘Scheer je weg, kaalkop, scheer je weg, paria.’

Het is altijd goed om voor ogen te houden dat ook in die tijd lang niet iedereen meteen plat op zijn buik gaat als hij de Boeddha ziet. Voor heel wat brahmanen stelt de beweging van de kasteloze bedelmonniken weinig meer voor dan adolescente nieuwlichterij. Een beetje zoals conservatieve stemmen vandaag de klimaatprotesten niet kunnen pruimen omdat ze geleid worden door jonge mensen en zelfs spijbelende scholieren. De demonstranten reageren dan natuurlijk meteen terug: ‘Als jullie je werk zouden doen, zouden wij hier niet staan protesteren’. Een gelijkaardige spanning is hier te proeven.

De brahmaan is bezig met zijn eerbiedwaardige rituele activiteiten en ziet nog maar eens kortharig werkschuw tuig op zich af komen. Dus roept hij, op voorhand al vermoeid door de aanblik van een jonge gezonde kerel die om voedsel komt bedelen: ‘Scheer je weg, kaalkop; scheer je weg, paria.’ Maar als de brahmaan ziet wie de bedelmonnik in kwestie is, kantelt zijn gemoed. Het gesprek wordt plots beleefd gevoerd. Boeddha vraagt hem: ‘Weet u wat een paria is?’ De brahmaan antwoordt dat hij dat inderdaad niet weet en vraagt of de eerbiedwaardige monnik zo goed wil zijn om hem dat uit te leggen. Of zijn toon daarbij oprecht hoffelijk of eerder passief agressief is, vertelt de tekst er niet bij.

Hoe dan ook, de Boeddha zet een tactiek in die hij wel vaker hanteert.

Hij herdefinieert de sociale term ‘paria’ op zo’n manier dat hij een zuiver morele betekenis krijgt en geeft de scheldende brahmaan lik op stuk: ‘Om het even wie die boos is, haat koestert en niet welwillend over anderen kan praten door zijn eigen geperverteerde en bedrieglijke denkbeelden, noem zo iemand een paria.’

Jawel, de Boeddha zegt hier inderdaad: wat je zegt ben je zelf.

Meteen daarop volgt het bovenstaande citaat, gevolgd door een hele reeks voorbeelden van hoe iemand die anderen leed berokkent vanzelf veroordeeld is tot het pariaschap. Dat wil zeggen: wie zo handelt, hoort niet tot de gemeenschap van edele geesten. De Boeddha voegt er fijntjes aan toe: ‘Zo ook word je pas een brahmaan door de goede dingen die je doet.’

Het woord brahmaan verliest hier volledig zijn betekenis van lidmaatschap aan de priesterkaste en herwint zijn oude letterlijke betekenis: ‘deugdzame’. Er is voor de Boeddha geen enkele reden om aan te nemen dat het lidmaatschap aan een sociale klasse je deugdzamer maakt dan een ander. Deugdzaamheid is iets dat je doet en iets dat je ontwikkelt – vergelijkbaar met hoe wij omgaan met het woord nobel. Waar noblesse vroeger werd gelinkt aan aangeboren blauw bloed, heeft het nu vooral een ethische betekenis: de waardigheid waarmee je concreet reageert op wat je overkomt.

Liefdevolle vriendelijkheid

Zo bekeken is aristocratie, letterlijk ‘heerschappij van de besten’ een zaak van actie, niet van geboorterecht of van sociale klasse. Liefdevolle vriendelijkheid, of sympathie voor elk wezen, is daar voor de Boeddha een cruciaal deel van. Liefde is de enige revolutie. De rest is business as usual.


Meer uitspraken van de Boeddha:

Genot versus een ander soort geluk
Over vuur en nirvana
Het luizenleven van een monnik
Het befaamde niet-ik
Sociaal activisme

Deze columns zijn ook terug te vinden in het boek Wat kan ik leren van de Boeddha?, van Tom Hannes