Doneer
gargamel

De oorverdovende stilte van de smartphone

GEK werd Geertje ervan. Zo gek dat ze zichzelf langzaam zag veranderen in een gefrustreerde Gargamel. Maar net als elke aflevering van de smurfen, loopt het in Geertjes leven ook weleens goed af.

Eergister gebeurde het. Tijdens een dinertje met een goede vriendin en haar man -beiden al jarenlang beoefende boeddhisten- op het moment dat ze simultaan in hun smartphone gezogen leken. “Lekker mindful”, zei ik met een knipoog. Het floepte eruit voordat ik er erg in had. En meteen drong tot me door wat er zojuist was gebeurd. Dat ik een van meest irritante opmerkingen had gemaakt tegen iemand die mediteert.

Deze column verscheen in het kader van de BOS-documentaire Boeddhisme en de toekomst, over de relatie tussen technologie en beoefening.

Ineens was ik ‘zo iemand’. En ik had me een paar jaar geleden nog zo voorgenomen niet zo te worden. Een azijnzeiker over smartphones. Ik wil zo graag iemand zijn die mogelijkheden ziet van technologie. Die Afrikanen massaal apps ziet gebruiken om eerlijke energievoorzieningen te regelen, en informatie over Ebola en gewassen uit de broekzak trekt. Apps om je menstruatiecyclus bij te houden, om plantensoorten te herkennen, om meer muziek te kunnen ontdekken dan je ooit had gedroomd, ik wil het allemaal geweldig vinden. Echt.

Het gewrijf
Maar ergens is het misgegaan. En ben ik er GEK van geworden. En ik denk ook te weten waardoor het is gebeurd. Namelijk door de smartphone van mijn vriendin. Het zwarte exemplaar dat zich zonder het zelf te weten tot een heuse concurrent begon te ontwikkelen. Zelfs toen het scherm brak in een apocalyptische ster en ik hoopte dat het gevaar voor glassplinters het gewrijf zou ontmoedigen, kwam ik van een koude kermis thuis. Die foon was een poort naar de rest van haar wereld, waar informatie werd uitgewisseld die ik per definitie niet vertrouwde, met mensen die ik per definitie niet vertrouwde.

smart phone killed my free timeEn daarmee leerde ik een geluid kennen dat volgens mij uniek aan dit tijdsgewricht: het geluid van iemand op haar of zijn smartphone. Het is onvergelijkbaar met elk geluid dat ik ken. Het is onmiskenbaar en ik herken het op afstand. In alle vertrekken van ons huis dringt het door. Het doet zich voor als stilte, maar het is een stilte die klinkt. Het is vergelijkbaar met het geluid van iemand horen denken. Het is het geluid van niet hier zijn. Ik wilde zeggen van afwezig zijn, maar dat klopt niet. Mijn vriendin is op die momenten namelijk niet afwezig, maar eerder aanwezig ergens anders.

In de moderne wereld is het geluid overal oorverdovend te horen. En het maakte me GEK. Dus ik verklaarde de oorlog aan dat geluid.

Ik begon mijn vriendin op de huid te zitten wanneer ik het hoorde. ‘Zit je nu alweer op je telefoon?’ ‘Kunnen wat dat ding één avond wegleggen?’. Ook slaakte ik diepe zuchten en andere non-verbale tekenen van totale afkeuring. Ik verstopte mijn concurrent zelfs een keer en dreigde er een paar keer mee te gooien tijdens ruzies. Als demonstratief tegenoffensief negeerde ik praktisch mijn eigen telefoon, waardoor ik een paar belangrijke oproepen en flarden informatie miste. Als ik passief-agressief doe, doe ik het ook goed.

Low-tech jubelstaat
Totdat ik op een dag iets heel belangrijks besefte. Namelijk dat de irritatie met het smartphonegebruik van mijn vriendin míjn probleem was, niet het hare. Zij had er geen problemen mee. Ik was degene die er gek van werd. En dan niet eens zozeer van het ding zelf, maar van mijn ideeën over wat ze deed op dat ding. Want natuurlijk snapte ik ook wel dat het niet de foon zelf was waar ik oorlog mee voerde, maar alles waar het voor stond: de verbinding met godweetwie over godweetwat die mijn vriendin voor mijn gevoel verkoos boven mij. En zo roept het piepje van een inkomend berichtje tot op de dag van vandaag een reflex van wantrouwen in me op. En irritatie.

En zo zaten we lekker te reflexen. Mijn vriendin door elke keer dat ze langs dat ding liep het schermpje te activeren. En ik die als een gefrustreerde Gargamel het zinnetje ik háát dat ding innerlijk en uiterlijk herhaalde.

Dus ik besloot, enigszins van het ene op het andere moment, me er niet meer mee te bemoeien. Er niets meer van te zeggen en te proberen geen passief-agressieve zuchten te slaken. Misschien klinkt het een beetje te mooi om waar te zijn, maar zo ging het. Het was, toegegeven, een onderdeel in een serie van dingen waarover ik besloot me niet langer meer mee te bemoeien, maar wel een aanzienlijke. Wat zij op haar telefoon besluit te doen, en met wie, is simpelweg niet mijn zaak, besloot ik. Wat een opluchting.

Saillant detail is dat we drie weken geleden samen de e-mail en sociale media van onze telefoon hebben afgegooid -op advies van een business guru, nog wel- en momenteel in low-tech jubelstaat verkeren. Maar dat is niet de moraal van mijn verhaal. De moraal is dat ik denk dat de oplossing van technologie-ergernis niet zit in anderen overtuigen van hoe slecht en mindless het is om tegenover elkaar te gaan zitten Facebooken. Ik denk dat de oplossing zit waar hij altijd zit; namelijk in je houding ertegenover te veranderen.

Als je je ergert aan iemands smartphonegebruik is dat in zekere zin jouw probleem, niet dat van hen. Hoe zou het voelen als je niet zou denken wat een eikel iemand is om middenin een gesprek zijn telefoon aan te nemen? Laat me raden: een stuk relaxter. Ik teken ervoor. Kijken hoe lang ik het volhoud.

Header: gebaseerd op een beeld van Badboylol
Beeld in tekst: Boomerang Media