Doneer
boom

Geertje noteert: Boom

Geertje Couwenbergh is schrijver, antropoloog, ‘innernemer’ en auteur van diverse boeken. Daarnaast schrijft ze een column over hoe het is om jong en boeddhist te zijn.

Aanwezigheid
Twee dagen lang heb ik buikpijn en hoofdpijn. Mijn ogen zijn rood en droog. De aanleiding hiervoor is het verlies van mijn vriend Boom. Boom was de den in de achtertuin van mijn onderbuurvrouw. Boom groeide de afgelopen veertig, vijftig jaar groot en mooi tot ver boven mijn huis. Boom vormde hier het middelpunt van een klein ecosysteem. Boom bood bescherming aan vogels tegen sneeuw en kou in de winter en verkoeling in de zomer. In de lente gaf Boom takjes voor nestjes en herbergde bovendien talloze van die nestjes zelf. In het najaar schudde Boom ons wakker voor het naderende verlies van haar naalden en onze opgebouwde zomerdromen. Mijn balkon vormde een dependance van Boom voor tal van vogels, waaronder vriend Duif, die in Boom woonde. Mijn woonkamer, op kruinhoogte, was een enigszins natuurlijk verlengstuk van Boom. Achter mijn laptop deinsde haar takken dag en nacht als constante herinnering aan dat ongekende vermogen tot aanwezigheid waar bomen in uitblinken. Ik hield van Boom.

Tranen, veel tranen
Gisterochtend werd ik wakker van het geluid van een kettingzaag. Om Boom’s middel was een touw gebonden en dat zei al genoeg. Ik weet niet of de mensen die bomen omzagen gewend zijn aan hysterisch huilende vrouwen die hun werk onderbreken (dit moet toch vaker gebeuren?) maar erg onder de indruk leken ze niet. De rest van gisteren is een mist van ongeloof, pleiten bij de buurvrouw, praten met de opzichter van de kappers, gesprekken met de woningbouwstichting en me inhouden om de buurman die vol pret op me af komt en zegt “zo, nu kunnen we eindelijk lekker zonnebaden!” niet met dezelfde kettingzaag waar Boom mee wordt bewerkt, te lijf te gaan. En tranen, veel tranen. Het machteloos toekijken hoe vriend Boom wordt vermoord doet me fysiek pijn.
 
Ecosysteem
Met de moord op Boom in volle gang op de achtergrond verzekert Hassan van de woningbouwstichting (afgekomen op mijn telefoontjes met veelvuldig gebruik van het woord ‘shock’) me dat het een kwestie is van groen licht van managers en gemeente en uiteindelijk, geld. Mijn buurtbewoners klagen blijkbaar al jaren over Boom, en alle andere bomen uit mijn woonblok die nu tegelijkertijd omgezaagd worden. Boom is namelijk ongemakkelijk. Boom leeft en maakt zooi. Boom dwarsboomt optimaal zonnebaden. Uit Boom valt duivenpoep en dwarrelt pollen. Boom staat letterlijk in de weg. En wie geeft er nu niet de voorkeur aan een tuin vol tegels en zon, zonder ongemak, zonder onderhoud; een plastic tuin in een plastic leven, waar niets leeft en beweegt en groeit en waar jij het enige centrum van je geplastificeerde ecosysteem bent? Blijkbaar niemand. In de afgelopen zes weken waarin je bezwaar kon maken op de bomenslachting (en waarin ik in het buitenland was) deed niemand dat. 

Kakofonie
Dat maakt me verdrietig. Niet alleen voor vriend Duif die nu verbaasd in het slagveld tussen de houtsnippers zit of voor mezelf die nu een akelige kijkdoos bewoont. Het maakt me vooral verdrietig omdat het incident met Boom een andere, haast epidemische handicap onthult; dat van toenemende doofheid voor alles wat niet-menselijk is. Het luisteren naar de taal van bomen en wind, het breken van takken, het fluisteren van stenen en piepkleine bloesems is een vreemd idee voor ons geworden, iets dat weggelegd is voor een enkele verdwaalde zot of geitenwollen sok. We zijn vergeten dat het spreken van de taal van bij, beer, hitte en kou een vermogen was waar ons overleven vanaf hing in eerdere tijden. In pre-moderne culturen stond een weerbericht geschreven in de richting waarop dieren zich bewogen en gras groeide. Nu lezen we het in de krant of vanaf onze iPhone. We zijn steeds ‘eentaliger’ geworden, afgestompt van de conversatie van de niet-menselijke wereld, in de illusie dat ons overleven daar niet meer vanaf hangt. Onze menselijke woorden, concepten en ideeën vormen de kakofonie die alle andere talen heeft verdrongen. We horen stilte wanneer er geen menselijk geluid te horen is. We zijn doof geworden voor de constante conversatie van de wereld van zand, bergen, sterren, pierwormen en rottende boomstammen. Die zaken zien we als dode of domme decorstukken van ons menselijke drama. 

Natuurlijk maken we een epische vergissing door te denken dat onze taal de enige is. Zolang we onze oren en ogen en harten niet afstemmen naar de vergeten taal van de planten, schelpen, vogels en varkens, zal de rest van de wereld op haar beurt haar volume opdraaien. Tornado’s, tsunami’s, klimaatverandering en droogte zijn voorbeelden van frequenties die we nog net horen. Doof voor hun onderliggende tonen, missen we de enige conversatie die ertoe doet; die met het leven waarvan we deel uitmaken.

duifBerg duivenpoep
Mijn thuis is naakt zonder Boom. Ik doe mijn meditatiebeoefening vanmorgen in een oorverdovende gejank van de maalmachine waarin Boom stuk voor stuk verdwijnt. Ik doe tonglen, een Tibetaans Boeddhistische contemplatie meditatie. Ik adem in voor Boom, alle andere bomen die hetzelfde lot te wachten staan, voor mijn eigen pijn en die van een eentalige mensheid. Ik adem berusting en liefde uit voor ons allemaal, inclusief de boomzager die gevaarlijk hoog in de kale top van Boom hangt te bungelen met een kettingzaag om zijn schouder. Even later schijnt het ochtendlicht onnatuurlijk fel door alle ramen heen. Ik zie recht in de huizen van mensen twee straten verderop, en andersom. Mijn balkon staat voor schut. Het geluid, daar had ik nog niet eens aan gedacht, komt van ver en fel binnen. Alles is scherp en naakt. Vriend Duif vat post op het balkon en dat mag. Ik praat liever met een berg duivenpoep dan met de leegte die Boom achterliet.

Weemoedig lees ik een fragment terug uit Becoming Animal, waarin David Abram, een schrijver die nog niet eentalig is, een conversatie met zijn Boom beschrijft: We share … the howling of wind through the winter branches outside my house. In the spring the buds on those branches will unfurl new leaves, and by summer the wind will speak with a thousand green tongues as it rushes through those same trees, releasing a chorus of rustles and whispers and loudly swelling rattles very different from the shrill, plaintive tones of winter. And all those chattering and gossiping leaves will feed my thoughts as I sit by the open door next summer, scribbling and pondering. Ik zucht en surf naar het ‘Plant Je Voort!’ project om ergens anders Boom nieuw leven in te blazen. We zijn nog lang niet uitgepraat.

Inmiddels heb ik een nieuwe hobby ontwikkeld: Guerilla Gardening. Nieuwsgierig? www.guerrillagardeners.nl