Komende zondag 3 april zendt De boeddhistische blik de documentaire ‘Leven zonder verdoving’ uit. Een goede aanleiding om eens in de archieven te duiken: wat heeft het boeddhisme ons te melden over verslaving?
In 2015 beantwoorde toenmalige ‘cybermonnik’ Kaye Minner deze vraag voor de Boeddhistische Omroep Stichting (BOS). “We hebben allemaal wel de één of andere verslaving,” zegt de Tibetaans-boeddhistische non die 17 jaar meditatielerares was bij het Maitreya-instituut: “Het lijkt alsof we spanning of verdoving nodig hebben om ons leven betekenis te geven. Misschien vinden we onze gangbare waarneming van onszelf, anderen en de wereld om ons heen een beetje pijnlijk, of saai, of onvoldoende.”
Het boeddhistische antwoord op verslaving begint volgens haar met goed kijken. “Onder elke verslaving ligt een patroon van begeerte en afkeer, dat voortkomt uit onwetendheid, en die patronen zijn universeel: iedereen heeft er in meer of mindere mate last van, “ zegt Miner. En daar heeft ze een punt, want wie is er tegenwoordig niet verslaafd aan de smartphone? Miner: “De Boeddha leert ons dat we lijden of ontevredenheid goed moeten identificeren. Als we de oorzaken begrijpen, kunnen we die vervolgens opgeven om de opheffing van het lijden te ervaren.”
Verslaving, maar ook het afkickproces gaan vaak gepaard met gevoelens van onrust. Gelukkig is boeddhistische beoefening bij uitstek gericht op het temmen van de rusteloze geest. “Door middel van aandacht en inzichtmeditatie leren we onze verstorende emoties kennen. En kunnen we tegengif gebruiken om hen te verminderen en uiteindelijk te verwijderen,” aldus Miner.
Dat tegengif zit onder andere in de zachtheid en vriendelijkheid die het boeddhisme ons leert te cultiveren richting onszelf (en anderen). “Een kernbegrip in het boeddhisme is om geen schade toe te brengen aan jezelf of anderen, en verslaving is een duidelijk geval van schade aan jezelf toebrengen,” schrijft Miner: “Het boeddhisme moedigt ons aan om zelfrespect en eigen verantwoordelijkheid, liefde, mededogen en gelijkmoedigheid te ontwikkelen. Hierdoor krijgen we onszelf beter onder controle, waarbij we ook verslaving kunnen vermijden of overwinnen.”
Wie boeddhisme beoefent komt al snel in aanraking met het begrip vergankelijkheid. “Als je die vergankelijkheid erkent en omarmt,” zegt Miner: “helpt dat je te begrijpen dat ook de bijverschijnselen die vaak naast een verslaving aanwezig zijn, zoals een gevoel van uitzichtloosheid of schuld, vergankelijk zijn en uiteindelijk zullen verdwijnen. Dat verlicht de steeds terugkerende cycli van schuld en schaamte.”
Iemand die probeert van zijn verslaving af te komen kan veel moed en zelfvertrouwen krijgen door andere verslaafden te helpen.
TweetIn Nijmegen bestaat sinds twee jaar zelfs een speciale sangha waarin de leden de boeddhistische beoefening als leidraad gebruiken om zichzelf van hun verslavingen te bevrijden, genaamd ‘Recovery Dharma’. In een sangha ondersteun en versterk je elkaar. “Iemand die probeert van zijn verslaving af te komen kan veel moed en zelfvertrouwen krijgen door andere verslaafden te helpen,” zegt Miner. Een uitspraak die Jeppe volmondig zal beamen.