Elke traditie heeft zijn eigen rituelen en omgangsvormen, maar overal geldt dat de leraar iemand is die verder is op het spirituele pad dan de leerling. Hij of zij wijst de leerling de weg, niet alleen met kennis van de dharma en meditatie, maar vooral door een inspirerend voorbeeld zijn.
Toen Han de Wit in 1975 naar Amerika vertrok om daar het Tibetaans boeddhisme te beoefenen, had hij verwacht dat hij regelmatig les zou krijgen van de beroemde leraar Chögyam Trungpa Rinpoche. Dat liep anders. “Chögyam Trungpa was behoorlijk onzichtbaar,” vertelt Han de Wit. “Hij kwam zo nu en dan op bezoek in het meditatiecentrum en dan kon je een interview aanvragen. Mijn aanvraag werd steeds afgewezen. Ik was helemaal vanuit Europa gekomen, en deed al maanden alle oefeningen, maar ik kreeg maar geen interview. Na ruim en jaar moest ik kiezen of ik zou blijven of teruggaan naar Nederland. Ik stapte op Chögyam Trungpa af en vroeg hem wat ik moest doen. Hij antwoordde olijk: ‘Je was een beetje hebberig, maar nu moet je teruggaan en de mensen leren om te mediteren.’ Dus toen ben ik teruggegaan en richtte in Amsterdam het eerste centrum in zijn traditie (Shambala) op. Vanaf dat moment ging ik regelmatig naar Amerika en als ik dan een interview aanvroeg, kreeg ik dat altijd. Dat is tot zijn dood in 1987 zo gegaan.”
Later zou Han de Wit begrijpen dat de afstandelijke houding van Chögyam Trungpa in het begin heel normaal was. In het Tibetaanse boeddhisme doorloopt een leerling namelijk drie fases: Hinayana, Mahayana en Vajrayana. In elke fase is de relatie tussen leerling en leraar anders.
De eerste fase, Hinayana, is bedoeld om orde te scheppen in je eigen geest. “In Hinayana is de relatie met de leraar vergelijkbaar met een schoolmeester die vertelt welk huiswerk je moet doen,” legt Han de Wit uit. “De afstand tussen leraar en leraar is betrekkelijk groot en de instructies over hoe te beoefenen zijn vrij technisch van aard.
In Mahayana verschuift het perspectief van de leerling naar het opheffen van het lijden van alle levende wezens. In deze fase gaat de leraar zich met meer aspecten van je leven bemoeien. Hij kijkt naar hoe je in het leven staat, hoe je omgaat met je medemens en hoeveel compassie en zorgzaamheid je kunt opbrengen. De term daarvoor is kalyana mitra, spirituele vriend. Je bent niet noodzakelijkerwijs de hele tijd in de omgeving van de leraar, maar de gesprekken gaan over meer dan alleen meditatie en rituelen.
Het vertrouwen komt van twee kanten, de leraar moet ook vertrouwen hebben in de vermogens van de leerling.”
TweetVolgens Han de Wit kunnen wij in het Westen nog wat leren van de relatie tussen leraar en leerling in Tibet: “Er is veel respect, maar het is geen blinde devotie. De omgang tussen leerling en leraar ziet er formeel uit. De leerling maakt een buiging en de leraar zit soms op een troon, bijvoorbeeld tijdens speciale Vajrayana ceremonies. Maar in de praktijk is de omgang veel losser dan bij ons. Misschien heeft het iets te maken met onze christelijke traditie; de kerk weet alles en wij simpele zielen volgen maar. Toen ik in Tibet was, ben ik die houding eigenlijk niet tegengekomen. In het Westen is onze beoefening een stuk formeler dan daar. We moeten nog leren hoe we op een lichtvoetige en tegelijk respectvolle manier om kunnen gaan met de leraar of lerares.”
De eerste ontmoeting van Julia Veldkamp met haar leraar Nico Tydeman was via zijn boeken: “Ik las een boek over Meister Eckhart waar Nico een bijdrage aan had geleverd. Ik was niet eens per sé uit op de zentraditie, maar op de een of andere manier kwam ik toch steeds bij Nico uit. Zodoende ben ik op een dinsdagavond binnen komen lopen bij het Zen Centrum Amsterdam. Wat me heel erg aanspreekt is dat Nico breed uitwaaiert. Hij beperkt zich niet alleen tot het zenboeddhisme, maar betrekt er ook mystiek, kunst en muziek bij.”
Vanaf het moment dat hij mijn leraar werd, is hij nooit meer niet mijn leraar.
TweetIn de zentraditie is alles met rituelen omgeven, dus ook de omgang tussen leraar en leerling. Zo is het gebruikelijk dat een leerling een buiging maakt naar de leraar. “Daar heb ik nooit problemen mee gehad,” zegt Julia. “Alleen al de fysieke beweging is fijn, vooral als je lang hebt gezeten. Het is een helende beweging, een beweging van overgave. Naar westerse maatstaven is het atypisch om te buigen, ik heb het nooit als onderdanig ervaren. Eerder bevrijdend, juist misschien ook wel omdat het zo ver af staat van de protestantse rites waarmee ik ben grootgebracht.”
In 2018 gaf Nico Roshi transmissie aan Julia. Transmissie houdt in dat iemand opvolger wordt in de ononderbroken lijn van leraren van de Boeddha tot nu. Na transmissie is een leerling bevoegd om dharma onderricht Les in de dharma, de boeddhistische leer. te geven. De transmissie zelf vindt plaats tijdens een geheime shiho ceremonie. Daar kan Julia dus niet zoveel over vertellen. Daarna volgt een ceremonie voor een groter gezelschap om de transmissie bekend te maken.
Transmissie betekent overdracht, maar wat er precies wordt overgedragen is moeilijk in woorden te vatten. Julia: “In elke situatie met een leraar en leerling wordt er iets overgedragen. Maar als een leraar mij leert zwemmen, of pianospelen, dan gaat het om iets concreets. Wat wordt er aan mij overgedragen in de shiho ceremonie? Niets, zou je kunnen zeggen, niet iets tastbaars wat ik kan aanwijzen. Tegelijkertijd wordt alles overgedragen, van hart tot hart. De leraar leert mij iets zien wat al van mij is. De alomvattende liefde, de liefde voor deze weg.”
De leraar leert mij iets zien wat al van mij is. De alomvattende liefde, de liefde voor deze weg.
TweetTriratna is een westerse boeddhistische orde, opgericht in 1967 door de Engelsman Sangharakshita. Spirituele vriendschap speelt een belangrijke rol binnen de beweging. Mensen die toe willen treden tot de orde, krijgen begeleiding van drie leraren; een preceptor, die de leerling uiteindelijk ordineert, en twee kalyana mitra’s, of spirituele vrienden. Arthamitra heeft ervaring als leerling binnen Triratna, maar ook als preceptor en kalyana mitra.
Hij inspireert mij niet zozeer door wat hij zegt over de dharma, maar door zijn hele persoonlijkheid.
TweetAls iemand lid wil worden van de orde, gaat die persoon door een ordinatieproces heen dat vele jaren kan duren. De persoon die tot de orde wil toetreden kan twee ordeleden vragen of zij zijn of haar kalyana mitra willen worden. De kalyana mitra’s ondersteunen hem of haar bij het ordinatieproces. Arthamitra schetst hoe dat in zijn werk gaat: “Het kalyana mitraschap is eigenlijk een geïnstitutionaliseerde vriendschap. Dat klinkt misschien wat formeel, maar het creëert een omgeving waarin spirituele vriendschap kan ontstaan, een context waarin je samen het pad van de Boeddha op gaat. De spirituele vriendschap wordt verzegeld tijdens een ceremonie. In principe is het een relatie voor het leven.”
Je creëert een omgeving waarin spirituele vriendschap kan ontstaan, een context waarin je samen het pad van de Boeddha op gaat.
TweetArthamitra: “De relatie tussen preceptor en discipel, zoals we die noemen, heeft de vorm van een leerling-leraar relatie, maar vriendschap vormt de basis. Het is juist de vriendschap waardoor je de dharma overneemt. De relatie is verticaal, in de zin dat de preceptor langer op het pad bezig is en misschien verder is in zijn of haar spirituele ontwikkeling, maar binnen de vriendschap valt die verticaliteit weg. Ik merk zelf dat ik in mijn rol als preceptor net zo goed iets leer van mijn discipels. Ik ontdek bijvoorbeeld dat wie ik ben helemaal geen vast gegeven is, maar afhankelijk is van de relatie met mijn discipel.”
De eerste persoon die Sangharakshita in 1967 ordineerde was een vrouw. Hij wilde nadrukkelijk dat mannen en vrouwen op een gelijkwaardige manier volledig geordineerd konden worden. Ondertussen heeft Triratna twee aparte ordinatielijnen; een voor mannen en een voor vrouwen. Arthamitra vindt dat heel prettig: “Het idee is dat een man juist in contact met mannen zijn vrouwelijke kant meer een kans geeft. Tijdens een bijeenkomst met alleen maar mannen worden gevoelens van zorgzaamheid en tederheid ook aangesproken. Als er vrouwen bij zijn is een man geneigd om zich mannelijker te gedragen. Omgekeerd geldt dat ook voor de vrouwen. Er zijn bij Triratna ook veel gemengde activiteiten en dat moet ook. Uiteindelijk is het de bedoeling dat je je identificatie met je man-zijn of vrouw-zijn overstijgt.”
De leraar-leerling relatie draait om spirituele vriendschap en groei. En meestal is dat ook wat er ontstaat. Maar aangezien er tussen leraar en leerling sprake is van een machtsverschil, is deze relatie ook kwetsbaar voor misbruik en andere vormen van ongewenst gedrag. Lees hier meer over de groepsdynamiek binnen sangha’s, de risico’s van te veel devotie en andere valkuilen van de leraar-leerling relatie.
Omslagafbeelding: Soto Zen priester Myozan Kodo (rechts) ontvangt dharma transmissie van zijn leraar Taigu Turlur, Parijs, 2014. Foto door Lankilroy, via WikemediaCommons.