Binnen het Tibetaans boeddhisme bestaat er een directe relatie tussen ons leven en ons sterven. De meeste Tibetaanse boeddhisten besteden daar in hun beoefening regelmatig aandacht aan. Ze reciteren bijvoorbeeld teksten als: ‘De wereld en zijn inwoners zijn tijdelijk. De dood komt zonder waarschuwing.’ Wanneer we dergelijke teksten regelmatig uitspreken worden we ons bewuster van de eindigheid van ons bestaan. Daarmee realiseren we ons ook wat belangrijk is om te doen tijdens ons leven.
Ik heb dit zelf direct ervaren bij het overlijden van mijn zoon. Toen zag ik hoe het leven in het aangezicht van de dood opener, intensiever en directer werd. Zowel de droefheid als de humor werden groter, én de gesprekken directer. Ook tijdens de begeleiding van stervenden en in aanwezigheid van overledenen heb ik dit vaak meegemaakt. In veel van die situaties kwam de kwaliteit van leven als in een spiegel tevoorschijn. Uit die ervaringen en het preciezer bestuderen van het Tibetaans dodenboek heb ik 7 levenslessen afgeleid. Zoals ik vermoedde bleek het naast een boek voor de stervenden ook een waardevol boek voor de levenden.
Als we niet vertrouwd zijn met onze geest, lijkt het net alsof gebeurtenissen ons ‘overkomen’. Dan zeggen we bijvoorbeeld: ‘Iedereen is tegen mij,’ alsof we er niets aan kunnen doen. We stellen ons op als slachtoffer. Maar dat is onterecht: we hebben juist grote invloed op hoe we omgaan met wat ons in ons leven wordt aangeboden.
De eerste levensles gaat daarom over het belang van vertrouwd raken met onze geest De geest wordt vaak omschreven met ‘dat wat helder is en gewaar’. De helderheid gaat over helder zien; vaststellen wat er gebeurt; gewaar gaat over het zien in welk perspectief de dingen gebeuren. . Het is onze geest die ons in ons dagelijkse leven aanstuurt via onze opvattingen, ons denken, onze gevoelens, onze emoties, onze waarnemingen, en alle bijbehorende ervaringen. Het is onze geest die beslist hoe we reageren op alle gebeurtenissen die we in onszelf en om ons heen tegenkomen.
Het is onze geest die ons in ons dagelijkse leven aanstuurt.
TweetEen extra reden waarom het belangrijk is vertrouwd te raken met onze geest, is dat we tijdens en na ons sterven het alleen met onze geest moeten doen. Volgens het Tibetaans dodenboek valt ons lichaam immers uiteen tijdens ons overlijden, terwijl onze geest doorgaat en mede bepaalt hoe onze reis na de laatste adem verloopt.
Ieder van ons ontwikkelt tijdens zijn of haar leven bepaalde gewoontepatronen: dingen die je nu eenmaal altijd zo doet. Dat is handig als we op de fiets stappen: dat gaat vanzelf. Maar het kan ook onhandig zijn, als we onverwacht boos naar iemand uitvallen, bijvoorbeeld.
We zien deze gewoontepatronen overal terug: in ons gedrag, maar ook in onze emoties en gedachtepatronen. Het punt is dat ze lang niet altijd functioneel zijn. Je kent vast wel iemand met een zware levenshouding, iemand die de dingen vaak somber inziet en voor wie het glas meestal halfleeg is. Bij dit soort mensen brengen gewoontepatronen veel lijden en gedoe met zich mee op hun levenspad.
Als we minder zwaar aan onze gewoontepatronen hangen en er wat flexibeler mee omgaan, maakt dat ons leven lichter. Wanneer we ze flexibeler of lichtvoetiger inzetten, houden we beter rekening met de situatie waar we in zitten. Dat zal ons en onze omgeving goed doen.
Elk leven kent zo zijn ‘tussenfases’: situaties waarin het oude voorbij is, maar het nieuwe nog niet begonnen. Denk aan een pas afgestudeerde die nog geen baan heeft gevonden; een relatie die eindigt; of kinderen die uit huis gaan. Ook de confrontatie met de diagnose van een ernstige ziekte kan ons in zo’n tussenfase brengen. Op momenten dat ons zoiets overkomt ‘hangen’ we: we weten nog niet hoe het verder zal gaan, en we weten niet wat te doen.
Deze tussenfase is verwant met de heldere bardo van dharmata. In het Tibetaans dodenboek worden er vier bardos of overgangssituaties beschreven in de cyclus van leven en sterven. Maar
deze vier bardos zijn óók als fases in ons dagelijks bestaan te herkennen.
1. De eerste fase gaat om onze activiteiten nu. Dat gebeurt als we eten, werken, achter de computer zitten, een relatie hebben, kinderen opvoeden, enz. Dergelijke activiteiten zijn verwant met de natuurlijke bardo van leven.
2. De tweede fase vindt plaats als de situatie waar we in zitten, eindigt. De maaltijd is bijna over, onze relatie dreigt te eindigen, de kinderen gaan elders wonen. Dit eindigen is verwant met de pijnlijke bardo van sterven.
3. In de derde fase, de heldere bardo van dharmata, ‘hangen’ we. Het is een tussenfase waarin de activiteiten geëindigd zijn en nieuwe activiteiten nog niet zijn begonnen. Er zit dan een ‘gat’ in ons leven: de relatie is net geëindigd, de kinderen zijn net uit huis vertrokken, onze baan net gestopt.
4. De vierde fase is die waarin we geleidelijk nieuwe activiteiten beginnen. We realiseren ons dat de 3e fase voorbij is en we pakken ons nieuwe leven op. Deze fase is verwant met de karmische bardo van worden.
Als de nieuwe activiteit eenmaal begonnen is, zitten we in een nieuwe ‘natuurlijke bardo van leven’ en begint de cyclus opnieuw.
Als ons dat lukt, helpt dat ons tijdens ons leven én straks tijdens ons sterven.
De levensles die we specifiek van tussenfases kunnen leren is: rusten in het niet-weten. Als we de onzekerheid van onze situatie volledig accepteren, en het ook niet hoeven te weten, stopt het lijden en gedoe dat met al die onzekerheid gepaard gaat.
In het Tibetaanse dodenboek wordt regelmatig vermeld dat de reis die we tijdens en na ons sterven meemaken, intensief is. Daarom is het goed om ons al tijdens ons leven op die intensiteit voor te bereiden. In de Tibetaans boeddhistische visie valt eerst ons lichaam uiteen, terwijl de geest doorgaat. Met alleen de geest actief hebben we geen lichaam meer om ons tegen intense ervaringen te beschermen. We kunnen dan niet meer ontspannen door even te douchen, een sandwich te maken, een borrel in te schenken, of met iemand een praatje te maken. In die fase van ons bestaan zullen we het alleen met onze geest moeten doen. Dat vraagt een directe omgang met wat zich in ons en aan ons voordoet.
We kunnen ons nieuwsgierig opstellen naar wat komen gaat, in plaats van denken: ‘hier wil ik niet zijn.’
TweetAls we volledig open staan voor een situatie, zien we vanzelf wat nodig is om te doen en doen we dat ook. Dan springen we in het water wanneer we iemand zien verdrinken, dan helpen we iemand uit een auto bij een ongeluk, en zien we in een flits wat onze dochter echt nodig heeft. Dan aarzelen we niet. We hebben geen keuze meer.
Deze staat van openheid wordt in het Tibetaans dodenboek beschreven als ‘het intrinsieke gewaarzijn’ In mijn boeken spreek ik over ‘het natuurlijke heldere gewaarzijn’ in plaats van over ‘het intrinsieke gewaarzijn’. Daar wordt hetzelfde mee bedoeld. . Dit gewaarzijn is een inherent en essentieel onderdeel van onze geest. We kunnen het cultiveren door onze beoefening. Hoe makkelijker we hier contact mee kunnen maken, hoe soepeler ons stervensproces zal verlopen.
Ook al tijdens ons leven kan dit intrinsieke gewaarzijn ons veel brengen. Het toont zich als we ons vol openen voor wat zich aan ons voordoet, en als we in die situatie rusten. In deze staat weten we hoe de situatie er als geheel voor staat, ook voor onszelf; weten we wat de situatie van ons vraagt en welke mogelijkheden er beschikbaar zijn; zien we wat nodig is om te doen om alle betrokkenen te helpen; en doen we dat zonder aarzelen. Dit zijn
de vijf kwaliteiten van het intrinsieke gewaarzijn.
De vijf kwaliteiten van het intrinsieke gewaarzijn:
1) de kwaliteit van openheid
2) de kwaliteit van weten
3) de kwaliteit van helderheid
4) de kwaliteit van mededogen
5) de kwaliteit van doen en niet-aarzelen
Als we ons spirituele pad goed willen lopen, is het nodig vriendelijk en meedogend voor onszelf en anderen te zijn. Dat lukt niet als we te hard voor onszelf zijn. Als we tegen onszelf zeggen dat we ‘stom zijn omdat de meditatie vandaag weer niet lukt’, dwalen we af van ons pad. Datzelfde geldt ook tijdens en na ons sterven.
Vriendelijk zijn betekent dat we onszelf en anderen herkennen en erkennen voor wie ze zijn.
TweetHet is daarbij belangrijk om de balans in de gaten te houden tussen goed voor anderen en goed voor jezelf zorgen. Veel mensen vinden dat moeilijk. Ze vinden bijvoorbeeld dat ze niet goed genoeg zijn om anderen te helpen of anderen niet genoeg te bieden hebben. Ze doen zichzelf dan tekort, en raken daardoor oververmoeid, gestrest, of ongemotiveerd. Daarom is het belangrijk dat als we anderen ondersteunen bij het verzachten van hun lijden, we ook meedogend voor onszelf blijven.
We komen dagelijks in aanraking met verschillende zienswijzen, benaderingen en emoties en vinden het vaak lastig om daar mee om te gaan. Dat maakt dat we ons soms vastzetten in onszelf. We worden dan star (‘ik heb gewoon gelijk’), vinden dat anderen niet genoeg rekening met ons houden (‘ze onderschatten mijn bijdrage weer’), of worden onverschillig (‘als het zo moet, hoeft het niet meer’). De zevende levensles – omgaan met de vijf Tibetaanse wijsheden – reikt hier alternatieven voor aan. Het gaat om vijf perspectieven die ons helpen om te gaan met de grote verscheidenheid aan situaties in ons dagelijks leven, en die meer te waarderen voor wat ze zijn. Ze maken ons leven rijker, gevarieerder en kleuriger. Dat helpt ons ook tijdens en na ons sterven.
Zoals in de tabel te zien is, kunnen we open en gesloten met deze vijf wijsheden omgaan. De visie is dat, als we vriendschap sluiten met de gesloten kant, de open kant zich meteen weer toont. Dat zal ons helpen. In mijn boek ‘Stralend in de wereld’ (2013) ga ik dieper op deze vijf wijsheden in.
De zeven levenslessen kennen een grote onderlinge samenhang. Dat is bijzonder plezierig. Het betekent bijvoorbeeld dat we de verschillende levenslessen niet in één keer in praktijk hoeven te brengen. Het is prima om er één uit te kiezen en daarmee te beginnen. De andere zes levenslessen zullen zich vroeg of laat vanzelf aandienen. Op die manier kunnen we deze lessen op een natuurlijke en geleidelijke manier in ons dagelijks leven integreren.
Als we accepteren dat ons leven eindig is, beseffen we beter wat we kunnen doen om een goed leven te leiden.
TweetOp basis van deze zeven levenslessen zien we dat het Tibetaans dodenboek niet alleen een boek is dat gaat over ons sterven (en daarna), maar dat het ook een goed leven stimuleert. Als we inzien en accepteren dat ons leven eindig is, dan beseffen we beter wat we kunnen en wellicht moeten doen om een goed leven te leiden. Dan blijkt hoe direct de relatie tussen ons leven en ons sterven is.
De omslagafbeelding is een uitsnede van een foto gemaakt door Wonderlane, via Flickr, met de titel: ‘Carrying flowers, a Procession of Tibetan Buddhist monks on Bodhisattva Day, in the Tharlam Monastery of Tibetan Buddhism, courtyard, Boudha, Kathmandu, Nepal.’