In 2003 deed Monique Tekstra als cultureel antropoloog onderzoek naar het leven van de kinderen in Sera Je Sera is van oudsher één van de drie grootste kloosters in Tibet, samen met Drepung en Ganden. Net als veel andere kloosters openden ze een dependance in de Tibetaanse nederzetting in Bylakuppe. In het Zuid-Indiase Sera wonen in totaal zo’n 5000 monniken. Die zijn verdeeld over twee tempels: Sera Je en Sera Mey. De oude tempels staan nog altijd in het midden van het kloosterdorp, met de ruggen tegen elkaar. Beiden zijn nu in dienst als bibliotheek. Zowel Sera Je als Sera Mey hebben nu hun eigen, veel grotere tempel aan de rand van het dorp. Sera Je aan de zuidkant, Sera Mey aan de noordkant. Ook heeft zowel Sera Je als Sera Mey zijn eigen school, waar kinderen vanaf ongeveer 6 jaar tot een jaar of 18 les krijgen. , één van de grootste Tibetaanse kloosters in Bylakuppe, Zuid-India, waar de Tibetanen al zeventig jaar in ballingschap leven.
> Lees ook deel 1 van dit tweeluik over het leven in Bylakuppe.
In februari 2024 keerde ze terug om te zien hoe het met de kinderen van toen – nu volwassenen mannen – gaat. En hoe het leven van een kindmonnik veranderd is ten opzichte van 21 jaar geleden.
Jampa Lorig (36) wilde al jong monnik worden. Hij vond kloosterlingen er altijd zo vrolijk en gelukkig uitzien. Ze lachten altijd. Dat wilde hij ook. Maar zijn ouders wilden het niet, totdat hij er zo lang naar had gevraagd dat ze uiteindelijk overstag gingen.
Jampa woonde in Tibet en daar was het niet meer toegestaan om als kind toe te treden tot een klooster.
TweetToen hij 8 jaar was, kwam hij aan in Sera. De tocht was zwaar, maar hij vond het de moeite waard, vertelt hij mij in februari 2024. Zijn moeder heeft hij nooit meer gezien. Zijn vader wel nog een keer in Bodhgaya.
Jampa is blij met zijn keuze om monnik te worden. Hij houdt ervan boeddhistische filosofie te bestuderen en hij vindt het leven in het klooster wel makkelijk en relaxed. Zijn vrije tijd brengt hij door met vrienden.
Jampa is één van de vele kindmonniken die opgroeide in de Tibetaanse enclave in Bylakuppe. Monniken spelen een belangrijke rol bij het behoud van de culturele en religieuze tradities van de Tibetanen in ballingschap. Onder Tibetaanse boeddhisten in Tibet is het van oudsher gebruik dat tenminste één kind kloosterling wordt. Vaak de tweede zoon. Tibetanen zijn van oorsprong nomaden, rondtrekkende boeren. De oudste zoon neemt de boerderij over, trouwt en zet de familielijn voort. Dat maakt voor de tweede zoon de weg vrij om monnik te worden.
Het beste moment om monnik te worden is als kind, omdat je dan nog onwetend bent over het materiële leven.
TweetIn 2003 deed ik onderzoek onder de kindmonniken van het Sera klooster in Zuid-India. In februari 2024 ging ik terug om de kinderen van toen – nu volwassen mannen – opnieuw te ontmoeten. Niet alle monniken die ik 21 jaar geleden sprak, wonen nog in het klooster. Een groot deel van hen is uitgetreden en sommigen verhuisden naar andere delen van India.
Als klein jongetje was Rinzin (36) vaak ziek. Daarom gingen zijn ouders te rade bij een astroloog. Die adviseerde om Rinzin monnik te laten worden: anders zou hij al op jonge leeftijd overlijden. Dus werd Rinzin op zijn zesde monnik in Sera. Zijn gezondheid verbeterde aanzienlijk. Zijn ouders woonden in de nederzetting vlakbij Sera, dus hij zag ze nog regelmatig.
Ondanks dat Rinzin mij in 2003 (hij was toen 13 jaar oud), vertelde dat hij hoopte de rest van zijn leven monnik te blijven, bleek hij niet zo’n goede student en kon hij moeilijk meekomen op de kloosterschool. Op zijn 20e besloot hij daarom Sera te verlaten. Met toestemming van zijn leraar vertrok hij naar Noord-India, naar de Tibetaanse nederzetting in Dehra Dun, waar hij naar school ging, net als zijn zus. Die school ging hem beter af, net als zijn vervolgopleiding aan de hotelschool.
Wel merkte hij dat hij met zijn achtergrond als monnik moeite had zich aan het leven van de andere studenten aan te passen. Hij vertelt dat hij als monnik weinig aan anderen hoefde te denken. Alles werd voor hem verzorgd en er werd voor hem gezorgd, waardoor hij zich helemaal kon richten op zijn eigen (boeddhistische) ontwikkeling. Als leek rust er wel de verwachting op hem dat hij rekening houdt met anderen en waar nodig voor ze zorgt. Op het moment dat ik hem in februari 2024 opnieuw ontmoet woont hij bij zijn ouders thuis om voor ze te zorgen.
Tenzin Als kinderen toetreden tot het klooster en ingewijd worden, ontvangen ze een nieuwe naam. De naam die Tenzin bij zijn geboorte van zijn ouders kreeg is Jampa. Deze naam is hij na zijn uittreding uit het klooster ook weer gaan gebruiken. Er zijn bijzonder veel Tenzins in Sera, omdat veel jongens vernoemd worden naar de 14e Dalai Lama, Tenzin Gyatso. Urgyen (28) was 7 jaar oud toen ik hem ontmoette, breed lachend op zijn Mickey Mouse bed. Hij woonde toen al 5 jaar in het klooster. Zijn moeder was geboren in Tibet en naar India gevlucht. Ze had nog twee oudere zoons, was alleenstaand en kon niet goed voor hem en zijn broers zorgen. Daarom werd Tenzin op zijn tweede al opgenomen in Sera. Toch vond zijn moeder het onderwijs in de Tibetan Children’s Village (TCV) beter en vanaf zijn achtste ging Tenzin, daar naartoe. Door de kinderen in de TCV werd hij gepest. Ze scholden hem uit, omdat hij uit het klooster was getreden.
Als ik hem in 2024 weer spreek, werkt hij bij de lokale rechtbank van de Tibetaanse nederzetting. Hij kijkt met gemengde gevoelens terug op zijn kindertijd in Sera. Enerzijds noemt hij het een zegen dat hij als monnik zoveel heeft mogen leren over de dharma. Anderzijds herinnert hij zich ook de strikte discipline en de slaag die hij van zijn leraar kreeg als hij ondeugend was.
Nu is zijn grote droom om naar Canada te gaan. Hij is inmiddels getrouwd met een Tibetaanse uit Canada. En wil daar graag een Tibetaans restaurant openen en dan zijn moeder laten overkomen.
In 2003 viel Tenzin Dayod (27) direct op. Hij was veruit de kleinste en jongste monnik die ik in Sera zag. Vaak wandelde hij rond aan de hand van zijn vader, of hij speelde met een vriendje. Hij bleek 6 jaar te zijn en woonde nog bij zijn ouders, die beiden als leek werkzaam waren binnen het klooster. Vader was vuilnisman en moeder werkte bij de tapijtenfabriek.
Tenzin Dayod was veruit de kleinste en jongste monnik die ik in Sera zag.
TweetTwee jaar voor ons gesprek was het gezin uit Tibet gevlucht en de belangrijkste reden voor de ouders om Tenzin monnik te laten worden was dan ook dat de Tibetaans boeddhistische cultuur op deze manier voortgezet zou worden. Tenzin zelf zei tijdens het interview niet zoveel. Hij kroop bij zijn moeder op schoot, dronk wat uit haar borst en viel in slaap.
21 jaar later blijkt Tenzin nog steeds monnik te zijn. Zijn ouders zijn kort na onze eerdere ontmoeting terug naar Tibet gegaan. Tenzin onderhoudt contact met ze via WeChat (een soort Whatsapp). Hij vindt het nog altijd belangrijk dat er (kind)monniken zijn, om het boeddhisme te bewaren.
Waarom laten ouders hun kinderen al op jonge leeftijd kloosterling worden in Sera? Naast de traditie van de ‘monniksbelasting’, is voor veel Tibetaanse ouders in 2003 de belangrijkste reden dat hun Tibetaans boeddhistische identiteit buiten Tibet beter kan worden voortgezet dan in Tibet zelf. In een poging het boeddhisme de kop in te drukken bepaalde de Chinese overheid dat kinderen onder de 18 jaar geen monnik meer mogen worden. Ook het leren over de Tibetaanse cultuur, geschiedenis, taal en het uiten van het Tibetaans boeddhisme is in Tibet nog steeds niet makkelijk. De kinderen die naar kloosters buiten Tibet worden gestuurd, krijgen dan ook veelal als missie mee: “Zorg dat je de Tibetaans boeddhistische identiteit in stand houdt!”
Het leren over de Tibetaanse cultuur, geschiedenis, taal en het uiten van het Tibetaans boeddhisme is in Tibet nog steeds niet makkelijk.
TweetTegenwoordig komen er nog maar weinig kinderen vanuit Tibet in Sera terecht. De meesten komen uit de noordelijke staten van India, zoals Arunachal Pradesh en Ladakh. Wel altijd uit gezinnen met Tibetaanse wortels of uit culturen die verwant zijn aan de Tibetaanse. Kloosters zoals Sera hebben in die dorpen een lokale vertegenwoordiging die bij gezinnen met meerdere kinderen langs de deur gaan om te vragen wie een kind naar het klooster zou willen sturen. Vaak is het antwoord dan ja. Nog steeds vanwege de religieuze redenen, maar meer en meer ook vanwege financiële redenen. Een kind in het klooster betekent simpelweg een mond minder te voeden.
De kindmonniken van Sera groeien dus op in het klooster. Maar monniken zijn niet, zoals wij dat uit katholieke kloosters kennen, helemaal afgesloten van de dagelijkse realiteit. Tibetaanse kloosters zijn dorpen waar leken en monniken in- en uitlopen. En omdat vrijwel ieder gezin wel iemand heeft die monnik (of non) is, zijn monniken voor kinderen een heel normale aanwezigheid in hun dagelijks leven. De kinderen zien de volwassen monniken als ze naar de tempel gaan, spelen en eten met hen en krijgen zo een redelijk beeld van het leven van een monnik.
Kinderen die aankomen in Sera ontmoeten daar vaak weer hun oom, broer, neef of buurman.
TweetEén van de monniken in zo’n khangtsen wordt aangewezen als de shagen, de mentor van het kind. Hij draagt de zorg voor de jongen zoals een vader en moeder dat zouden doen. Hij zorgt voor eten, kleding, medicijnen en voor de boeddhistische lessen. Daarnaast gaan de kindmonniken in Sera naar school. In 2003 konden ze pas naar school vanaf de eerste klas (vergelijkbaar met groep 3), tegenwoordig is er zelfs een kinderopvang waar kinderen al vanaf 2,5 jaar welkom zijn. Op school leren de kinderen Engels, wiskunde, geschiedenis en Hindi. Het onderwijs sluit aan bij het reguliere Indiase curriculum.
Er heerst een strikte discipline in het klooster, ook al zeggen alle monniken dat het nu een stuk minder streng is dan twintig jaar geleden. In 2003 zag ik inderdaad dat monniken die tijdens een gebedsdienst (puja) in slaap vielen, een flinke mep op hun hoofd kregen. Nu zag ik dat volwassen monniken hun schoot aanboden aan de kleintjes als ze om 4.00 uur ’s ochtends hun ogen tijdens de gebedsdienst niet open konden houden. Net zo was sporten binnen de contreien van het klooster in 2003 absoluut verboden. Cricket, toen heel populair onder de monniken, mocht onder geen beding worden gespeeld. Dit jaar zag ik talloze monniken – volwassenen en kinderen – met elkaar voetballen, spelletjes doen en met autootjes spelen.
En dan zijn er ook nog bijzondere kindmonniken: de tulku’s, of reïncarnaties. Zoals Tashi Phuntsok (8) die erkend is als de reïncarnatie van Khensur Rinpoche, een belangrijke leraar uit het Sera klooster.
Toen de oude Khensur Rinpoche overleed, wilden zijn volgelingen graag zijn reïncarnatie vinden. Maar pas twee jaar na zijn overlijden gaf de Dalai Lama toestemming om te gaan zoeken. Op zijn aanwijzing verzamelde een delegatie alle gegevens van Tibetaanse kinderen tussen de 1,5 en 2,5 jaar in Ladakh: een lijst van 164 namen. Deze lijst werd voorgelegd aan de Dalai Lama en hij koos daaruit de naam van Tashi Phuntsok, want volgens de Dalai Lama is hij de reïncarnatie van Khensur Rinpoche.
Toen de afvaardiging van monniken dat aan Tashi’s ouders vertelden, waren ze vereerd: alsof hun zoon gescout was voor een grote profvoetbalclub. En zo zat Tashi, toen hij 2,5 jaar oud was al op een troon en werd hij geïnstalleerd als de nieuwe Khensur Rinpoche. Toch vonden zijn begeleiders hem ook nog wat jong en mocht hij nog een jaar bij zijn ouders blijven wonen. Sinds hij 3,5 jaar is woont hij in het huis van zijn voorganger en gaat hij in Sera naar school.
Het grote verschil dat mij opviel tussen mijn bezoek aan Sera in 2003 en in 2024 is dat kindmonniken steeds meer als kinderen worden gezien. En niet meer als mini-volwassenen. Er is meer oog voor hun behoeften als kind, zoals willen spelen, of dat ze niet alles in één keer begrijpen. De mentoren (shagens) met wie ik sprak, spraken vol liefde en respect over hun kind. Terwijl ze in 2003 veel strenger waren. Toen vond men dat kinderen gewoon moesten gehoorzamen.
Het leven in Sera is voor kinderen nog steeds heel pittig. Er zijn strakke schema’s waar ze zich aan moeten houden. En de combinatie van de ‘gewone school’ met de boeddhistische lessen is behoorlijk zwaar. Gecombineerd met alle verleidingen die op social media voorbij komen – veel kindmonniken hebben tegenwoordig een mobiele telefoon, of lenen die van hun leraar – maken dat ik heel goed kan begrijpen dat er monniken zijn die vroeg of laat uittreden, zoals Tenzin Urgyen en Rinzin.
Tegelijkertijd vind ik het ook prachtig om te zien hoe liefdevol de volwassen monniken met de kleintjes omgaan. Hoeveel empathie en begrip ze tonen en dat ze steeds meer aandacht hebben voor het kind-zijn. Uiteindelijk zijn kindmonniken namelijk ook gewoon kinderen.
Lees ook deel 1 van dit tweeluik over het de Tibetaanse enclave in Bylakuppe.
Omslagafbeelding: In Sera wonen zo’n 1000 kindmonniken. Alle afbeeldingen bij dit artikel zijn gemaakt door Monique Tekstra-van Lochem.